woensdag 25 mei 2011

Een zelfgemaakt net

Voor de splitcanehengel waar ik het al even over heb gehad was, vond ik, ook een bijpassend net nodig. Het leek me wel wat, helemaal in stijl en daarnaast kun je, als je zelf een net maakt, ook gelijk zorgen dat alles precies is zoals je het zou willen hebben.
Een vereiste was bijvoorbeeld dat het net in tegenstelling tot alle netten die ik heb een volledige beugel moest hebben. Dat vervoert misschien wel minder gemakkelijk dan een driehoekig net dat ingeklapt kan worden, maar je hebt daarvoor in de plaats het grote voordeel dat je in de planten kunt 'poken' als een vis zich vastzwemt. De meeste netten zijn al snel te groot en de mazen te klein, waardoor je als je gaat verkassen altiijd het idee hebt dat je een flinke vlieger meesjouwt. Mijn huidige karpernet is daar een mooi voorbeeld van. Het nieuwe net moest dus gewoon groot genoeg zijn voor de beoogde vissoort (zeelt natuurlijk) en het moest geen heel fijne mazen hebben.
In de mooie film 'caught in time' gebruikt Chris Yates een net gemaakt door Edward Barder. Toen ik dat zag moest ik weer denken aan de kaft van het boek 'Mr Crabtree goes fishing' van Bernard Venables en daarmee was mijn idee om zelf te gaan knutselen geboren.

Over het maken van netten is gek genoeg niet heel veel te vinden. Een paar mensen hebben het knopen van een stukje net op Youtube gezet en daar had ik wat aan. Het maken van de beugel wordt summier beschreven door een Brit die klassiek ogende netten voor de hoofdprijs aanbiedt. Ook daar had ik wat aan. De rest moest ik overlaten aan mijn fantasie.
Het eerst heb ik een beugel gemaakt van hardhout. De mal was een groot waadnet dat ik kocht op onze huwelijksreis. Het netmateriaal (met rubber overtrokken nylon hexamesh) is door een paar muizenfamilies in minstens drie nesten verwerkt. Schattig misschien, maar wel jammer van mijn spullen. De vorm van de metalen beugel was prima geschikt voor mijn doel. Een brede druppelvorm met een lengte van ruim 50 centimeter, daar past ook een dikke zeelt nog wel doorheen.

Het hardhout heb ik gestoomd en rond de mal gebonden, stukje bij beetje. Daarna heeft het een paar dagen staan drogen, waarna ik de uiteinden heb voorzien van een extra stukje hout. Daarna is alles geschuurd om de nare hoeken af te ronden en werd er met een heel dun rattestaartvijltje een groef over de lengte gemaakt.


Het spreidstuk is van messing. Dat viel me nog niet mee. Omdat ik niet zomaar aan metaal in iedere willekeurige vorm kan komen was ik aangewezen op wat er in de bouwmarkt te vinden is. Daar kocht ik een strip messing waar ik drie stukjes van zaagde. Het idee was om die even om te zetten in de bankschroef. Dat kan dus niet met messing... Nadat ik drie nieuwe stukken had gezaagd heb ik ze samen in de bankschroef gezet en daarna heb ik de brander er een flinke tijd bij gehouden. Messing kun je na verhitting tot minimaal 400 graden wel buigen. Voordat messing is afgekoeld van 400 graden tot kamertemperatuur moet je er trouwens niet aan zitten. Alweer een leermomentje, dit keer was het een beetje pijnlijk.
Eind goed, al goed; Drie plaatjes met dezelfde hoek van ongeveer 100 graden erin kon ik met metaallijm op elkaar plakken, er konden gaatjes in gemaakt worden en daarna moest er gevijld en geschuurd tot het net een echt blokje was. Dat is aardig gelukt moet ik zeggen. Op de foto is de rechter (onscherpe) kant gevijld en gepolijst. Van de naden zie je nagenoeg niets meer.

De beugel is met lijm en korte messing schroefjes op het spreidstukje gezet en daarmee was de belangrijkste 'hardware' af.

De grootste uitdaging was het maken van wat ik dan maar de 'software' noem. De geknoopte netzak moest netjes genoeg zijn, een paar jaar lang flinke vissen kunnen dragen en dat valt allemaal niet mee als je die eisen stelt aan iemand die nog nooit een net heeft gemaakt. Eerst had ik een naald nodig, die ik heb gemaakt van een overgebleven stukje hardhout en van een ander stukje heb ik het houtje gemaakt waarmee je zorgt dat alle mazen even groot worden en waarop je de knopen kunt aantrekken. Vooral die laatste handeling vereist handigheid en je blijkt heel wat knopen verder te zijn voordat je gedachtenloos netjes kunt werken.

Met katoen van alweer de bouwmarkt ben ik gewoon bij het begin begonnen en na ruim 7 uur rustig doorwerken vond ik het mooi geweest. Ik had een koker van katoendraad gemaakt die aan de onderkant nog dicht moest. De juiste manier daarvoor heb ik nergens kunnen vinden, maar dat is me, alweer met een beetje logisch denken, toch vrij netjes gelukt.



Gewoon ongebleekt katoen is niet heel mooi, dus het net is gekleurd met een kleurstof voor textiel. Nu waren mijn net en onze mooie grote pastapan allebei brandweerrood... Na een zoutbad was het net mooi donker kastanjerood en de pan is na veel afwassen een beetje roze.

Met een steel van grenen, gebeitst in dezelfde kleur als de beugel en met lekker veel laagjes jachtlak erover, een messing plug in de steel en een RVS-bout in het net en een paar messing busjes gemaakt van messing soldeerstukken om pijpen te verbinden was de boel helemaal af.
Nu heb ik mijn eigen 'Crabtree-net', helemaal passend bij mijn hengel, molen en de oude jas die ik graag draag als het 's ochtends nog koud is.

dinsdag 24 mei 2011

twijfelachtig succes, deel 2

Nee, ik heb heus geen jaar nodig gehad om over de teleurstelling heen te komen, echt niet. Het steekt nog wel een beetje. Morgen is het een jaar geleden dat ik een foto plaatste van een verschikkelijk kromme hengel boven een polderslootje ergens in het Groene Hart. Ik beloofde er snel meer over te schrijven, maar dat kwam er niet van.
Het was een prachtige mei-avond, iets warmer dan het vanavond zal worden. Ik had mezelf de tijd gegeven om tot in het donker door te vissen in water waar ik eerder grote hoeveelheden zeelt had zien paaien. Met een speciaal voertje, gebaseerd op een idee van Lichtervisser Jurriën had ik op strategisch gelegen plekjes een ware vismagneet geproduceerd. Vissen was even lastig op de meeste plaatsen omdat er gehooid werd. Drie trekkers met aanhanger denderden in ploegendienst over het smalle middeleeuwse pad en ik was meer bezig met mijzelf en mijn spullen veilig te houden dan met vissen. Echt erg was dat niet, de beste tijd is, zeker voor zeelt, toch dat kleine uurtje voordat het te donker wordt om een dobber te kunnen zien.
Nadat de rust weergekeerd was (en wat is het dan heerlijk in een door mensen verlaten polder) ben ik gaan lopen langs alle plekken die ik had gemaakt. Er was veel minder zichtbaar van zeelten dan ik had gedacht. Geen schuimpakketjes, geen gewalm tussen de planten, helemaal niets. Ze zítten er, moets ik mezelf vertellen. Ik had ze gezien, hoewel dat al heel lang geleden was. Wat ik wél zag was karper. Veel karper bovendien. Net als in andere polders in de buurt kregen de karpers hier het een beetje op de heupen in de avondzon. Lange sporen over de spiegelgladde sloten lieten me precies zien waar ze waren. Dat is heel aardig van die karpers. Door zich te laten zien weet je als visser met erg licht materiaal precies waar je beter even weg kunt blijven.
Bij een bruggetje heb ik uiteindelijk mijn plek ingenomen. Het water daar is dieper dan in de directe omgeving en het zag er in zijn geheel erg 'vissig' uit. Eerst nog een flinke hand los voer het water in en vervolgens mijn hele zeeltliftconstructie erachteraan. Ik had nog steeds knap veel last van een hernia en de brug had het voordeel dat ik erop liggen kon. Zodoende kon ik het vissen zonder telkens te moeten bewegen nog wel even volhouden. Echt vaart zat er trouwens toch niet in. Een belletje hier, wat kringen van ruisvoorns daar en in de verte het continue lawaai van een kleine aalscholverkolonie. Lekker gezapig allemaal, precies zoals ik het graag heb.
Vlak voordat de zon achter de horizon zou zakken gebeurde er dan eindelijk iets. Een beetje gewiebel onder water. Het verplaatste zich langzaam van mijn plek naar een zijsloot en weer terug. Waarom ik niet heb opgehaald om het verderop te gaan proberen weet ik niet. Iedereen met een beetje gezond verstand zou, nadat hij had geconstateerd dat er een karper op zijn plek zat, wel even zijn gestopt met vissen. Of beter, gestopt zijn met vissen omdat hij vist met een brasemhengeltje met een lijntje 14/00 op een piepklein molentje. Ik niet. Ik bleef gewoon zitten en staren naar de tekenen van aanwezigheid van een karper.
Echt lang wachten op de moeder van alle problemen was niet nodig. Ik trek ze aan, die problemen. Het 'voer volgens Jurriën' was vervolgens voldoende om van de hypothetische verdoemenis een keiharde realiteit te maken.
De karper had het voer gevonden en hij leek niet van plan weg te gaan voordat alles op was. Een staartlob kwam boven. Die lob was een flink stuk groter dan mijn hand met gespreide vingers, constateerde ik terwijl ik dommig naar mijn hand lag te staren. Dat die staart helemaal boven kwam terwijl de uitgestoken bek van de vis meer dan 80 centimeter dieper brokken voer naar binnen werkte gaf al aan dat de vis groot was. Met groot bedoel ik dan echt groot...
Daar stond ik dan, een onmogelijk slap brasemhengeltje in de hand, met voor mijn voeten een netje waar echt geen fikse karper in past. Van deze vis zou zelfs de kop niet hebben gepast. De vis kon het niet eens schelen dat ik hem een piepklein en dun haakje in de lip had gejast. Hij kwam eens rustig boven om te kijken wat hij aan zijn pet had volgens mij. Soms vang ik behoorlijk grote karpers. Ik weet hoe een vis van 25 pond eruit ziet. Hoe zwaar deze was durf ik niet te zeggen. Hij was echt enorm veel groter dan de grootste vissen die ik heb gevangen.
Er zat een half klosje lijn op de molen. Dat is dus 75 meter. Meelopen ging niet. Aan de ene kant werd de oever al na een maar meter onderbroken door een zijsloot en aan de anderen kant groeit een hele rij wilgen vlak langs de kant. Ik kon alleen maar blijven staan en proberen mezelf niet met mijn vrije hand voor de kop te slaan. De karper zwom op wandeltempo recht van mij af. Bij elkaar zal het geen drie minuten geduurd hebben, maar het leken uren. De lijn werd in een mooi constant tempo van de molen gesleurd, ik voelde het knoopje door de ogen gaan en vervolgens de droge tik van de brekende backing, die bestond uit allerlei lengtes lijn die al jaren te slecht zijn om er nog mee te vissen.
Ik ga nog wel eens terug. Dat zeelten heb ik vanzelf wel een keer gezien en dan komt de karpergriep. Met één karper heb ik nog een klein appeltje te schillen.

maandag 23 mei 2011

Terug, en hoe

Het is nog op de valreep. Bijna een jaar geleden schreef ik mijn laatste stukje hier. Er is nogal wat gebeurd en voor vissen, denken over vissen, schrijven over vissen en knutselen voor vissen was gewoon geen aandacht.

Een paar maanden geleden is daar gelukkig verandering in gekomen. Ik begon met het bouwen van een paar hengels. Een ultralicht vlokhengeltje op basis van een #0 vliegenblankje van carbon (Carbon? Ja, ik moet ook wel eens iets nieuws proberen), een zeelthengel van een oude splitcaneblank en een zelfgemaakt net voor bij die laatste hengel. Ook het bouwen van dobbers is weer opgepakt. Hans Koeslag heeft al een heel aardig stukje geschreven over het gebruik van mijn zeeltdobbers en ook andere lichtervissers zijn er tevreden over.





Een paar maanden geleden ben ik ook weer gaan vissen. Eerst op zeelt, maar of het te vroeg was, of dat ik nog moest inkomen weet ik niet. Ik ving brasems. Mooie dikke, maar het blijven brasems.

Met de vlok ging het beter. Mooie windes waren mijn deel. Met het lichtst mogelijke hengeltje heb je daar echte lol aan kan ik al verklappen.

Sinds het begin van deze maand is het verlangen weer zeelt te vangen omgeslagen in een kleine obsessie. Herman Melville zou er nog geen boeken over geschreven hebben, maar ik zie, denk en voel de hele dag de aanwezigheid van die groene rakkers op de achtergrond. Tijdens een lichtervissenuitje op bevrijdingsdag ving ik de eerste en inmiddels staat de teller, ondanks het beperkte aantal visuren, op drie van die geweldige beesten.
Over alle zaken ga ik de komende weken uitgebreider vertellen. Ik heb er weer zin in!