maandag 30 maart 2009

De laatste baars

Met een gezinsuitbreiding verandert er nogal veel in je leven. Je dagritme wordt bepaald door honger en slaap. Niet je eigen honger, maar die van een nog onmondig kereltje, een mannetje dat alleen nog communiceert door zijn mond wijd open te doen en je lang en schijnbaar heel doortastend aan te staren. Slaap hebben we allemaal. Hij vindt het niet zo nodig om te letten op licht en donker, wij wel...

Gisteren was het mooi weer, eigenlijk te mooi om zomaar de hele dag binnen te blijven. Een dag vissen kan natuurlijk ook nog niet, maar gelukkig is het baarsseizoen pas op 1 april officieel gesloten. Aan de lange lijst met woorden die te maken hebben met het baarsvissen heb ik een nieuw toegevoegd: de voedingsbaars. Tussen twee hongermomenten van de kleine door had ik nét tijd genoeg om naar het kanaal te fietsen, een shadje aan te knopen, wat te werpen en weer terug te fietsen. Niet bepaald een rustgevende visdag dus, maar wel genoeg om heel even wat frisse lucht te happen.

Bji de derde worp werd ik al geconfronteerd met een andere term uit het rijke baarsvisserswoordenboek: een rubberrukker. Een baarsje pakte het shadje verschillende keren voorzichtig aan de staart en probeerde er zo mee weg te zwemmen. Dat geeft de burger moed natuurlijk, maar het ukkie vangen zat er niet in.

Onder een brug, mijn favoriete brug tegen beter weten in, heb ik eerst een viertal shadjes permanent op de bodem geparkeerd. Daar liggen ze nu, tussen fietswrakken en winkelwagens, soms zó innig verstrengeld met de obstakels dat ze er feitelijk één mee geworden zijn. Ik had nog één zacht plastic visje over, en dat maakte de onderneming wel spannender. Gelukkig voor mij werd het tijdens zijn eerste onvrijwillige tewaterlating al onderschept door een mager baarsje. Kennelijk hebben de eerste baarzen al gepaaid, of anders had het beest gewoon een enorme honger geleden. Hij gaf zelfs nog wat gas, met al zijn 25 centimeters gekromd onder de top. Toch nog gelukt, mijn eerste voedingsbaars, en voorlopig ook gelijk de laatste baars dit jaar.

Dat het heel goed mogelijk is dat de baars zijn of haar liefdesspel al had volbracht zag ik toen ik vanuit mijn werk naar het station liep. Her en der, tussen de opkomende lissen, zag ik de typische eiren van baarzen hangen. Netjes op tijd dus, ondanks het wat langer aanhoudende koude weer.

zondag 22 maart 2009

aalherstelplan, of "hoe neem ik mijn verantwoordelijkheden als politiek verantwoordelijke niet?"

Ik heb niets met politiek, maar onderstaand heb ik zojuist gestuurd naar alle tweedekamerleden die zich bezig houden met het aalherstelplan, zoals het plan om de paling voor uitsterven te behoeden heet. De minister en de kamer hebben tot op heden slechts een buitengewoon gemakzuchtige houding ingenomen. Er gaat, als het aan hun ligt, geen enkele vangstbeperking gelden...

Gouda, 22 maart 2009 

Aalherstelplan


Geachte mevrouw Verburg, commissieleden,

Met enige verbazing heb ik de recente ontwikkelingen in de discussie omtrent het voorgenomen aalherstelplan gevolgd. De aal is een soort die zich in ons land al eeuwenlang thuisvoelt. Hij staat bovendien hoog op de lijst van smakelijke vissoorten, wat maakt dat er altijd al veel aandacht is geweest voor de aalstand. Die stand blijkt de laatste decennia door verschillende factoren negatief beïnvloed te worden. Waterkrachtcentrales, stuwen en dammen vormen barrieres die het trekgedrag van volwassen paling beperken, de vangst van glasaal voor de kusten van Zuid-Europa maakt dat minder jonge aal zich in ons binnenwater kan vestigen en de vangst van paling door de sport- en beroepsvisserij verkleint de hoeveelheid paling die uiteindelijk als volwassen dier aan de reis naar zee kan beginnen.

Om de negatieve trend in de populatiegrootte van de paling te kunnen keren is er terecht een oproep aan alle verantwoordelijk ministers gedaan om met een plan te komen. Ieder land zal zijn verantwoordelijkheid moeten nemen, om uiteindelijk gezamelijk te paling ook voor de toekomst te behouden. Zeker een kuststaat als Nederland mag worden geacht deze oproep zeer serieus te nemen. Niet alleen huist hier een zeer groot deel van de paling die later weer voor nageslacht kan zorgen, de vele rivieren die via ons land in zee uitkomen zijn ook de wegen die paling uit verschillende andere landen gebruikt om het zoete water binnen te trekken, om vervolgens na het bereiken van de geslachtsrijpe leeftijd weer richting zee te gaan. Bovendien is een groot aantal Nederlanders afhankelijk van de vangst en verwerking van paling, die vaak nog op een traditionele wijze plaatsvindt. Deze manier van leven zal iedereen graag voor het nageslacht behouden zien.

De minister heeft zich laten voorlichten door verschillende partijen, die onafhankelijk van elkaar hebben geconcludeerd dat de palingstand niet verder zou afnemen als minimaal 400 ton geslachtsrijpe paling jaarlijks terugkeert naar zee. De minister zou er verstandig aan hebben gedaan zich iets aan de adviezen gelegen te laten liggen, ze is tenslotte geen bioloog. Helaas heeft zij dat níet gedaan, en de tweede kamer heeft zelfs het laatste beetje respijt dat de minister de paling nog gunde weggenomen door tegen een vangstbeperking van een maand te stemmen. Ik wil er graag op wijzen dat dit inhoudt dat de palingstand vanaf nu alleen nog maar zal verslechteren. Dat is onomkeerbaar. De politiek wijst liever naar andere lidstaten als het gaat om het doen van concessies; niet de Nederlandse vissers moeten inleveren, het zijn de Portugezen die maar minder glasaal moet gaan vangen. Deze wijze van redeneren heeft in het verleden ongetwijfeld zijn politiek nut wel bewezen, maar in dit geval is er maar één correcte manier van handelen, en dat is ervoor te zorgen dat iederéén, en dus ook wijzelf, de paling de tijd gunnen zich te herstellen.

De paling is snel op weg de wilde karper uit het Donau-gebied te volgen op de treurige lijst van soorten die het niet gered hebben. De atlantische steur is ook bijna niet meer te redden. In eigen land zijn de beekforel en vlagzalm reeds verdwenen, en de zalm zwemt alleen nog mondjesmaat de Rijn op bij de gratie van vele kostbare herintroductieprojecten. Zonder hulp is het daarmee ook heel snel weer afgelopen.

Ik, en met mij vele anderen, hadden meer daadkracht verwacht van ons politiek systeem. De minister zou er wijs aan gedaan hebben wanneer zij de standpunten van haar eigen partij wat serieuzer genomen zou hebben. Het huidige plan strookt niet met het “goede rentmeesterschap”. Hieronder een kort citaat uit de uitgangspunten van het CDA:

‘Rentmeesterschap: duidt op de verantwoordelijkheid voor het bewaren van de aarde en van al haar bewoners: mensen, planten en dieren. De natuur is door de Schepper gegeven om ervan te genieten en van haar vruchten te leven, maar ook om deze mogelijkheden intact te laten en te bewaren voor volgende generaties. De overheid moet bevorderen dat mensen zich als goed rentmeester gedragen.’

De beroepsvisserij heeft laten zien niets te voelen voor bovenstaand idee, maar de overheid moet het rentmeesterschap kennelijk bevorderen. Wellicht interpreteer ik deze kwestie niet juist, maar is het bevorderen van goed rentmeesterschap niet iets heel anders dan de bal leggen bij de verantwoordelijken in een andere lidstaat? 

De enige partij die tot op heden de hand in eigen boezem heeft durven steken was de sportvisserij. Sinds 1 januari j.l. geldt voor sportvissers een zogenaamd “meeneemverbod”. Helaas heeft de beroepsvisserij andere ideeën bij de verantwoordelijkheid voor de levende natuur. In dit geval zou het de minister en de betrokken commissieleden sieren wanneer het rentmeesterschap door de overheid bevorderd wordt. Wanneer de paling uitsterft is dat onomkeerbaar, een vangstbeperking kan worden opgeheven als blijkt dat de populatie zich herstelt.

Ik hoop dat de minsiter en de betrokken commissieleden zich terdege realiseren dat niet alleen de paling, de enige partij die géén stem heeft in deze kwestie, hieronder zeer te lijden zal hebben. De beroepsvisserij, met daaraan verbonden onze traditie op het gebied van de verwerking en consumptie van paling zullen evenzeer het slachtoffer worden van het voorgestelde beleid, of beter: het gebrek daaraan. In de nabije toekomst zullen de kinderen van onze kinderen de paling kennen zoals wijzelf de elft kennen. In plaats van palingrokerijen zullen langs het Ijsselmeer musea komen, musea die in het teken van alweer een verloren gegane traditie staan. 

De paling hoort niet thuis in het opluchtmuseum!



vrijdag 20 maart 2009

dobbers maken

Als ik niet kan vissen is dat niet zo heel erg. Er is gelukkig altijd nog de mogelijkheid om een beetje te knutselen. Voor mij geeft dat iets extra's aan een toch al plezierige hobby, het maken van eigen materiaal is een prettig tijdverdrijf.

Dobbers maken is best eenvoudig en het resultaat is nagenoeg altijd bruikbaar. Je kunt je heerlijk uitleven met kleuren, maten en vormen, zonder dat je gebonden bent aan de smaak van een professionele bouwer. Mijn favoriete pennetjes zijn eigenlijk altijd de kleinste, met zo min mogelijk felle kleuren erop. Die zijn vaak niet zomaar te krijgen, omdat de meeste mensen kennelijk liever een grote dobber zien als ze een grote vis willen vangen. Dat het met een lichter exemplaar vaak beter gaat hebben ze nooit ervaren, dus de vraag naar lichter materiaal zal er niet snel zijn.

Hieronder het bouwproces en het resultaat van een tweetal avonden knutselen:



Een stukje rondhout van 2 millimeter dik, met daarop geprikt een stukje balsahout van ongeveer 2 centimeter lang wordt in de boorkop gespannen. Die boor ligt gewoon op tafel op een handdoek om schuiven te voorkomen en de herrie wat te dempen.



Met schuurpapier worden het drijflichaam en de antenne gevormd.

Met fijn (korrel 400) schuurpapier wordt het drijflichaam helemaal glad geschuurd. Daarna wordt het hele pennetje ingesmeerd met een oplossing van piepschuim in thinner. De thinner verdampt, en het piepschuim maakt het werkstukje waterdicht.


Het geheel wordt éénmaal gebeitst in een kleur naar keuze. Dit is "antiek eiken". Niet beitsen kan natuurlijk ook, maar ik vind balsahout van zichzelf iets te licht voor het mooie.




Hierna wordt de antenne eerst in witte verf gestoken. Als die laag droog is wordt hij nog eens, maar dan minder diep, in fluo-oranje verf gestopt. Een oogje van dun staaldraad wordt met een wikkeling vastgezet op de van tevoren iets dunner gemaakte onderkant van de pen.


Hierna volgen nog drie of vier lagen bootlak en wat gouden biesjes voor de sier en dan is het werkje gedaan. Voor 30 cent per stuk heb je dobbertjes die prima geschikt zijn voor het vissen op karper. In dit geval zijn de pennetjes bedoeld voor niet te diep stilstaand water.

zondag 1 maart 2009

Hoe dom is een zalm?


De eerste karpers van 2009 hebben mijn net even van dichtbij bekeken. Ook Ap, vismaat van de dag, kwam er niet bekaaid vanaf. Voor mij was het voor het eerst: karpervissen voordat de temperatuur boven de 18 graden Celsius is. Ap heeft vaker met het bijtje gehakt. Zelfs voor karpervissen in de sneeuw heeft hij kortgeleden zijn hand niet omgedraaid.

Ik was zowaar de eerste vanochtend. Ik was zelfs even bang dat Ap onderweg misschien iets overkomen was, want meestal zit hij al een half uur te vissen, of in de auto te wachten tot het licht genoeg is om iets te zien. Ik heb rustig een sigaretje gerookt, wat koffie gedronken en mijn spulletjes in orde gemaakt, want veel eerder dan beginnen vond ik niet zo gepast. Ik maakte dan ook pas mijn derde worpje richting een duiker toen ik de bekende donkerblauwe BMW aan zag komen rijden op het smalle paadje. Ap was nog niet uitgestapt of ik stond al rechtop, een mooi buigende hengel in mijn hand, en een karper die wel dol geworden leek van de gevaarlijke duikerrand wegsturend. Binnen tien minuten karper, dat heb ik slechter meegemaakt!

Na de eerste karper van de ochtend zijn we samen een stukje verderop gaan zitten. Ik had op verschillende strategische punten al wat voer gestrooid, en het duurde niet heel lang voordat Ap zijn eerste karper haakte. Een mooie vis, bijna goudgekleurd zoals de meeste karpers in dit water, die liet zien wat hij waard is aan de lichte hengel die Ap hier gebruikt. Nummer twee volgde maar een paar minuten later, maar hier was Ap dan weer veel minder blij mee. "De Kromme" een stokoude, magere en gebochelde vis had het bestaan alweer van de maïs te snoepen. Het is een oude bekende daar. Vechten doet hij niet meer, hij wekt eerder medelijden bij zijn vele vangers.

Vis nummer drie maakte er gelukkig weer een heel spektakel van. Hij wist zich, terwijl Ap blij stond te vertellen over de driltechnische kwaliteiten van zijn taaie driekwartponder, te verschuilen in een dikke duiker. Ap mocht vervolgens direct laten zien hoe die kwaliteit zich uit, want het drillen van een vis die zich áchter je bevindt is de pest voor je hengel. Die hield zich uitstekend onder de extreme buiging, en zo was ook nummer drie een feit.

Daarna hebben we even wat geschoven in de opstelling: Ap schoof een meter of dertig op, en ik nam zijn plek in. Omdat het gemaal aanstond ging het daar hard stromen, iets waarin ik meer kansen zag dan mijn vismaat. Na een minuut of tien zag ik de voor dit water kenmerkende schuimplakkaatjes, een vis was op mijn plek beland en de bewegingen van mijn pauwepennetje lieten zien dat hij honger had. Het pennetje werd tergend langzaam ondergetrokken, om daar heel stil te blijven staan. Toen er beweging in de zaak leek te komen heb ik voorzichtig, omdat er maar twee meter lijn tussen hengeltop en haak waren, de haak gezet. Lomp en zwaar reageerde iets niet in het minst op mijn trekken aan de hengel. Even dacht ik dat ik een tak gehaakt had, maar het troebele water gaf al snel een schim prijs, en wat voor een. Dit zag er verdacht veel uit als de Kromme!

Het was hem, twee keer gevangen in nog geen uur tijd, de sufferd. Ik vond hem al aandoenlijk, maar na zijn hervangst besloot ik dat ik hem écht aardig vond. Zo'n goeiig beest, zonder fut, maar kennelijk wel met honger. Een paar meter van mijn plek verwijderd heb ik hem weer te water gelaten. Misschien had hij nu wel iets geleerd.

Intussen was het water in de hoek waar alle duikers uitkomen bij het gemaaltje veranderd in een kolkende massa. Langs de stroomnaad waren verschillende schuimplakkaten te zien. Ik moest het wel heel erg verpesten wou ik niet nóg een vis vangen, zodat ik niet al te ver achter zou blijven bij Ap. Pennetje te water, een heel klein beetje voer erbij en voorzichtig achteruit schuifelen. Dat verleer je niet na zes maanden niet op karper vissen. Het duurde hooguit vijf minuten voordat het pennetje opnieuw een stukje onderging, om vervolgens te blijven staan. Grappig, dat twee aanbeten bijna identiek kunnen zijn...
Toch ook wel bijzonder: misslaan en dan een bloedzuigertje overhouden.

na de aanslag alweer geen gierende Cardinalslip, geen zingende lijn en ook geen sporen in het water. Wat heel even leek op een brasem bleek, alweer, de Kromme. Ap keek even op, noemde luid de naam van een bekende figuur uit de Levantinische mythologie en ging stug verder met vissen. Drie keer de klos in een uur, het kan niet heel veel gekker worden. In Engeland zeggen ze dat de karper lijkt op een zalm, alleen dan één met hersens. Ik heb me vandaag verschillende keren afgevraagd hoe dom een zalm dan wel niet is, als een karper zo stompzinnig kan zijn om tot driemaal achtereen hetzelfde trucje niet te snappen.
"De Kromme"

Vissen blijft verbazen