dinsdag 27 april 2010

nieuwe dobber


Het gericht vissen op zeelt is waar ik me de komende tijd meer op wil gaan toeleggen. Niet dat ik dan gelijk een 'specimen hunter' word, die aan het eind van het seizoen gefrustreerd naar buiten kijkt omdat er geen vis van 60 centimeter is gevangen, maar het spelletje wil ik graag leren beheersen. Er zijn genoeg mensen die het voor elkaar krijgen om in een zomer enige tientallen zeelten te vangen en ik wil graag leren hoe dat moet. Mezelf verdiepen in de technieken die beschikbaar zijn is natuurlijk handig.

Lichtervisser Christiaan was de eerste die me de goede weg wees. Hij plaatste een foto van een zogenaamde "tench lifter" op het forum. De bijbehorende techniek was snel gevonden. Je neemt een pen met een lange antenne. Het drijflichaam bevindt zich laag, de top van de antenne laat je het best wat dikker en met een groter drijfvermogen dan de antenne zelf.


Die pen wordt uitgelood met net genoeg lood om te gaan staan, maar dan dus met de antenne nog boven water uit. Vervolgens plaats je een loodje dichtbij de haak. Dat loodje moet zwaar genoeg zijn om de pen nét onder te trekken. De afstand tussen het loodje in kwestie en het topje van de antenne is gelijk aan de waterdiepte, bepaald na peilen. Het aasgedrag van de zeelt maakt het vervolgens af. Een zeelt pakt het aas en komt daarna iets omhoog. Daarbij tilt hij het onderste loodje op en de antenne komt het water uit.



Volgens mij heb ik nog niet eerder zo lang zitten prutsen voordat ik een toonbare pen had geproduceerd. De bankschroef op mijn bureau is gelukkig een hele hulp, maar de verschillende lagen contrasterende verf en de wikkelingen om de antenne een beetje stijf te houden hebben me nog best wat moeite gekost.

maandag 19 april 2010

zeelt

Het is bijna treurig lang geleden dat ik hier een stukje schreef. Dat komt deels natuurlijk door de lange periode waarin er niet of nauwelijks gevist kon worden omdat er overal ijs lag. Daarnaast vond mijn ruggemerg het nodig om eens buiten de beslotenheid van mijn wervelkolom te gaan kijken. Een hernia is niet echt prettig en stilzitten is maandenlang een marteling geweest. Nu het wat warmer wordt gaat het gelukkig met de rug iets beter. Dit jaar heb ik een paar keer gevist. Eénmaal met een shadje op baars, maar alleen een dikke snoek gaf thuis. Daarna nog eens met Ap geprobeerd een karper te vangen, maar die hadden geen zin en met een heel stel hebben we een wereldreis gemaakt naar het Oosten (spreek uit: ooooooost'n) waar we op forel hebben gevist.


Het begon de afgelopen tijd weer vreselijk te kriebelen of beter, te jeuken. Ik moest toch weer eens vissen. Op het lichtervissenforum komen steeds meer verhalen van roofvissers die het tijdelijk zonder baarzen en snoeken moeten stellen. Voor sommigen is de zeelt een mooi alternatief. Ze hebben groot gelijk. Zeelten zijn hét alternatief voor vooral de baars. Ze zijn net zo wispelturig en ze vechten stompend en hard. Je kunt ze, zeker nu de sloten nog niet helemaal dichtgegroeid zijn, bevissen met heel licht materiaal. Dat is vooral zo fijn omdat ook de bijvangsten van brasem niet zo storend zijn. Aan een echt licht hengeltje kunnen ook die slijmerige vloermatjes nog best laten zien wat ze waard zijn.

Voor mij was het daarmee duidelijk. Ik zou weer eens gericht op zeelt gaan vissen. Dat heb ik de afgelopen 18 jaar hooguit tien keer gedaan, met wisselend succes. De grootste vangsten heb ik lang geleden gemaakt toen ik zonder enig plan met een vaste stok en een paar witte boterhammen bezig ging met de beste vorm van studieontwijkend gedrag die je je kunt bedenken. Een beetje rommelen langs een houten stuwtje en een rietkraag in een poldertje leverde me toen een paar karpertjes, wat voorns en zeker tien zeelten op. Zoveel mazzel heb ik tijdens het gericht vissen op zeelt nooit gehad, maar meestal ving ik tijdens die tripjes wel de grotere zeelten. De hengel uit het vorige verhaal is natuurlijk al lang af. Het is een superhengel voor de visserij op brasem, winde en zeelt geworden. Een beetje aan de lichte kant voor de laatste misschien, maar het is te doen als je maar voorzichtig bent.

Gisterochtend ging om vijf uur eindelijk de wekker. Ik was al een tijdje half wakker. Plannen maken lukte maar half. Telkens opnieuw bedacht ik me plekken waar ik misschien kans zou hebben, maar allemaal vielen ze ook weer af. Sommige stomweg omdat de reistijd teveel zou zijn, andere omdat ik bij nader inzien niet echt veel vertrouwen had in het water en weer andere omdat ik vermoed dat het op die plekken altijd druk zal zijn met wandelaars en verkeer. Uiteindelijk bleef één plek over: een slootje dat ooit deel uitmaakte van een oude polder, maar dat nu als een soort sierwater in een woonwijk ligt. Een paar jaar geleden zag ik er veel activiteit in de buurt van een plompenveld, dus daar zat vast zeelt.

De lichte koorts die voor mij hoort bij een vistrip in de lente maakte zich al de avond voor het avontuur kenbaar. Ik heb geprobeerd die te stillen met het uitzoeken van dobbertjes, het zoeken naar zakjes haken, waarbij ik verschillende keren vast moest stellen dat ik kennelijk een duidelijke smaak heb, omdat op allerlei plekken onaangebroken zakjes met precies dezelfde haken erin lagen. Een voertje heb ik ook alvast gemaakt. Ergens op het internet vond ik een verslag van iemand die vertelde zijn voermais uit blik eerst even te malen in de blender. Iets zegt me dat dat een wereldidee is. Je voer ruikt naar mais, ziet eruit als mais maar die stukjes zijn te klein om de honger van een behoorlijke vis te stillen. Behalve mais heb ik ook een paar natte oude boterhammen en een aardappel die over was na de maaltijd in de blender gemieterd. Ik houd daar wel van, die ouderwetse voertjes zonder toevoegingen met veel medeklinkers en cijfers in de naam en waarvan niemand weet hoe en door wie ze gemaakt worden.

De eenden waren ook dik tevreden. Een koppel wilde eenden bleef nogal hinderlijk in mijn buurt rondzwemmen vanaf het moment dat ik mijn spulletjes voorzichtig uit mijn tas haalde. Ze zullen wel veel voer gewend zijn, want van mijn hengel waren ze niet bijzonder onder de indruk. Gevist zal er daar, omdat het water meer lijkt op een vijvertje dat middels dikke pijpen met meer van die vijverachtige plasjes in verbinding staat ook niet veel worden denk ik. Het ruikt er niet echt naar monsterkarpers en metersnoeken, terwijl het er wel op lijkt dat de grote massa alleen daar op uit is. Met de mist net boven het wateroppervlak en de eerste plompebladeren die zich ontvouwd hebben ademt het wel een bijna klassieke zeeltsfeer.

Ik heb gekozen voor een karperpennetje met een iets verdikt topje op de antenne. Het ding staat op 2 BB en 1 no.1 loodje net niet mooi uitgelood boven water te dansen. Met een extra BB kan ik hem laten afzinken. Zo kan ik hem na enig peil en gokwerk zo zetten dat het topje nog maar net boven water komt. Het stukje lijn tussen het onderste loodje en de haak ligt dan slap over de bodem. Voor zeelten is het dan gemakkelijker om het aas te pakken. Als de lijn vanaf de haak recht omhoog loopt stoten ze telkens met hun snuit tegen de lijn als ze het aas willen pakken. Dat kun je ook goed zien, de dobber verplaatst zich dan schoksgewijs en soms draaiend minutenlang over je voerplek. Slaan heeft dan geen zin.

Binnenkort maak ik nieuwe pennen, met iets meer drijfvermogen. De lange hengel heeft voordelen, maar ook nadelen blijkt nu. De lijn plakt hinderlijk tussen de ogen aan de natte hengel vast en het gewicht van aas, lood en dobber is niet groot genoeg om de lijn weer vlot te trekken. Jammer, maar met een beetje gepruts krijg ik het toch aardig voor elkaar om zonder misbaar een worpje te maken. Ik voer een beetje van de slappe prut die ik maakte en ik laat me zakken tussen kleefkruid en hondsdraf. In een wijk met een parkachtige opbouw is alles een beetje anders dan in de polder. Daar hoor je fitissen, tjiftjafs en smienten. Hier hoor ik vlaamse gaaien, merels en een lijster. Het bevalt me best. De zon is nog niet op en de mensen zijn zo vroeg ook nog niet actief.

De vissen wel. Er verschijnen bellen op het oppervlak. Niet de piepkleine speldenprikjes die als dreft uit elkaar spatten. Daar lees je altijd over, maar ik zie ze eigenlijk maar zelden. Aan de bellenproductie van naar schatting drie vissen tegelijk kan een doorsnee brasem nog een flinke punt zuigen. Alsof er heel kleine dieptebommetjes afgaan, zo ziet het eruit. Eerst nog tussen de bladeren en bijna random in het water daaromheen, maar langzaamaan concenteren de bellenmakers zich rond het beetje voer dat er moet liggen. Ik denk toch aan brasem, vooral omdat ik het voor zeelten specifieke "walmen" niet zie. Er gebeurt echter weinig, behalve dan dat de dobber soms een fel rukje krijgt als een voorntje met een loodje speelt.

De bellenblazers verlaten één voor één de stek. Sommige gaan verder onder de plompebladeren en twee andere kiezen voor het open deel van het watertje. Ik maak van de gelegenheid gebruik door voorzichtig wat extra voer te water te laten en mijn maden te verversen. Na een paar minuten zijn de bellen terug. De eerste aanbeet komt onverwacht. Het oranje topje van de pen glijdt heel langzaam richting de bladeren. Een voorntje is het niet, die zwemmen niet zo rustig. Brasems ook niet, meestal. Helaas zullen we het nooit weten, want op het moment dat ik mijn hengel wil pakken stopt het weer.

Voorntjes spelen met de maden totdat ze weer liggen waar ze begonnen zijn. Opnieuw verschijnen er bellen op de plek. Het oranje topje komt nu langzaam maar zeker het water uit. Het blijft zo enige seconden staan en dan verdwijnt het schommelend terug naar de bladeren. Ik haal uit, ditmaal op tijd. Het verbaast me een beetje. Onder water verzet zich duidelijk een zeelt. Van alle soorten die je met maden als aas kunt vangen krijg ik er uitgerekend die ene aan die ik had willen vangen. Veel tijd om daarover na te denken krijg ik niet. De zeelt heeft in de gaten dat het goed mis is en hij neemt een spurt. Gelukkig doet hij dat de goede kant op. Met 14/00 en een heel zacht hengeltje begin je weinig als een vis zich vastzwemt. De zeelt bokt en stompt een beetje zoals een baars het zou doen, maar dan met meer kracht en uithoudingsvermogen. Ik laat hem rustig uitrazen.


Onthaken en een foto zijn snel gedaan. De vis kan terug. Het blijft vandaag ook bij deze ene, maar dat kan me niets schelen. De jeuk is weg. Heeft plaatsgemaakt voor koorts. Volgende week ben ik er weer, met nieuwe dobbers, een verse lijn en hopelijk nog meer zeelten in het net.