woensdag 2 september 2009

Een nieuwe hengel - Deel 1

Omdat ik steeds vaker met licht materiaal naar buiten ga om ermee te vissen op "wat maar bijten wil" vond ik het nodig om ook een vlokhengeltje toe te voegen aan mijn kleine hengelverzameling. Een blankje voor een heel licht vlokhengeltje was snel besteld, maar helaas heeft dat het transport niet overleefd. Een vervangend stokje is weliswaar onderweg, maar ik zat tot voor kort dus nog wel zonder vlokhengel. Lichtervisser Wim had een oplossing: een glasvezel vliegenblankje, voor een lijn #4-5, met een mooie doorlopende buiging. Ik kon het tijdens onze gezamenlijke visdag aan de Kromme Rijn van hem overnemen voor een heel gering bedrag. Met zijn werpvermogen van een gram of 7 is het misschien niet een ultralicht vlokstokje, maar het zou zeker wél een hengel worden die heel geschikt moest zijn voor het vissen op winde, brasem en zeelt.


Samen met Joop ben ik naar Amsterdam gereden. John Schreiner heeft in zijn assortiment prachtige geleideogen, die ik heel geschikt vond voor zo'n hengel. Ze wegen niet veel meer dan de tegenwoordig veel gebruikte recoilogen maar ze hebben een echt klassieke uitstraling. We hebben ook besloten dat er een ouderwetse cone met rubberen stootknop en een afdekplaatje op zou gaan komen. De pensluiting heb ik gelaten voor wat het was, hoewel John nog wel een opmerking maakte over de in zijn ogen geringe levensduur van alle sluitingen die niet van metaal zijn. De tijd zal het leren. Voorlopig vind ik een pensluiting prima.

Omdat het ultralichte blankje toch onderweg is heb ik daarvoor een vergelijkbare set ogen, kurken en ander toebehoren gekocht. Op die manier krijg ik straks twee hengels die wat betreft hun uiterlijk mooi bij elkaar passen.

De eerste stap om van een vliegenhengel een vlokhengel te maken is het slopen van de oude kurken greep en het verwijderen van de reelhouder. Dat laatste lukt makkelijk door hem even boven het fornuis te verwarmen en dan met een waterpomptang wat te trekken en te draaien aan het metalen ding. De kurken verwijderen lukt omdat ze goed gelijmd zijn alleen door ze brokje voor brokje te slopen. Jammer van het kurk eigenlijk, want dat spul is behoorlijk prijzig.


Na het wegschuren van de oude lijmresten kunnen de nieuwe kurken, met een totale lengte van 36 cm op de blank geplakt worden. Daarvoor moeten eerst de gaten die al in het kurk geboord zijn wat uitgevijld worden met een klein rondvijltje. Het lijmen doe ik met PU constructielijm. Dat zet een beetje uit, dus de kurken moet je wel stevig op elkaar drukken tijdens het drogen.




De kurken zijn veel te dik om er direct iets mee te kunnen doen. Er moet voor de grote reelringen die ik heb al een halve centimeter van de diameter afgeschuurd. Misschien zijn er wel mensen die dat kunnen zonder de hengel te laten draaien, maar de meeste hengelbouwers gebruiken daarvoor een draaibank. Bij gebrek daaraan heb ik een constructie met een boormachine, een stoel en een steen gemaakt. Niet stevig, maar als je voorzichtig doet kan het best.


De vorm wil ik een beetje hebben zoals de handgrepen die ook gemaakt worden op de Fair Play hengels. Die vorm past mooi bij de ringen, de cone en het afdekplaatje. Het enige minpuntje aan de grepen van de gemiddelde Fair Play vind ik dat het deel voor de molen bij de Fair Play hengels vaak nogal een gering verloop heeft, waardoor de molen niet vlak achter het eind van de greep geplaatst kan worden. Ik heb dat stukje dan ook wat steiler en dus korter gemaakt.




Het afdekplaatje heb ik dankzij een tip van John mooi in het midden gekregen. Een klein lintje schilderstape om de blank zorgt dat je de ruimte tussen blank en ringetje goed evenredig kunt vullen. Je snijdt het met een heel scherp mesje precies op het ringetje af en je maakt het met een stift of lak zwart. Het plaatje zelf zit met een beetje lijm uit een lijmpistool vast. Als ik er ooit nog vanaf wil kan ik het er af snijden.


De cone zit wél met PU-lijm vast. De reelringen heb ik heel licht opgeschuurd met polijstpapier om ze beter te laten passen bij het metalen deel van de cone. De handgreep is na het polijsten van het kurk af.

dinsdag 1 september 2009

natte pakkendag

De rust van een vroege zondagmorgen is toch altijd wel een goede reden om het bed al om vijf uur te verlaten. Het is heerlijk om over een een stille weg te rijden, vooral als je weet dat aan het eind daarvan mensen klaarstaan met een prima doel: een dag vissen op de grotere polderbewoners. De bedoeling deze zondag was namelijk het bevissen van zeelt en karper in typisch Zuid-Hollands polderwater. Ap en Bas zijn vroege vogels, die stonden al klaar. Harvey, Dale en Ben voegden zich iets later bij ons.


Ap en ik hadden de eerste stek al een aantal dagen eerder verkend. Samen hebben we zogenaamde zeeltgangen gemaakt. De begroeiing werd weggehaald met twee op elkaar gebonden harkkoppen aan een lang touw. Het idee erachter is dat je zo ruimte maakt en dat de bodem omgewoeld wordt. De zeelten komen op de verstoorde bodem af om er de kleine diertjes uit te pikken.

Iedereen zocht een mooie zeeltgang uit, behalve Dale, die alleen met de pen op karper vist. Hij ging struinend en kruipend de grote karpers achterna met een paar maiskorrels onder een pennetje. Mijn plekje koos ik naast Ben. Die had ik nog nooit ontmoet, dus zo konden we even een praatje maken tussen het vissen door. Ben had zich speciaal voor de gelegenheid een pracht van een lichte Hardy penhengel aangeschaft. Die werd compleet gemaakt met een Trudex centrepinreel. Het was wel even wennen na lange tijd alleen maar met de vliegenhengel te hebben gevist, maar gelukkig doorbraken de ruisvoorns bij Ben de spanning een beetje.


In de verte meende ik wat beweging te zien. Later bleek die te worden veroorzaakt door een visser, een mental coach en een zwemmer, die allemaal nodig waren om één karper op de kant te krijgen. Dale had al snel succes, maar de karper had zich vreselijk vast gezwommen. Ap stond hem geestelijk bij, terwijl Bas een stukje het water in ging om een pakket van vis in dikke groenten te kunnen scheppen. Daarmee was de eerste vis gelijk de grootste van de dag.




Aan 'onze' kant van de brug liep het beduidend minder hard. De ruisvoorns lieten bij geen van ons de worm met rust, zodat er genoeg te zien was, maar van grote vis vreesde ik geen last te gaan krijgen. Mijn zelfgebouwde hengeltje lag op twee steuntjes omdat ik de hardheid van de laklaag nog niet vertrouwde.


Eigenlijk was ik een beetje verbaasd toen langzaamaan steeds meer bellen verschenen op mijn plekje. Eerst kwamen ze verspreid, dan eens hier, dan weer daar, maar later werden ze steeds talrijker en de pakketjes lagen dichter bij mijn kleine voerplekje. Toen de bellen ook naast mijn pennetje bovenkwamen werd duidelijk dat het om vis ging. De dobber kwam naar boven toen de vis het aas met het ankerloodje optilde, om vervolgens met bellen en al steeds verder richting de planten te verdwijnen. Ik wachtte lang met slaan. Iets te lang voor het mooie, maar ik wilde graag zeker weten dat ik mezelf niet voor de gek hield en dat dit een échte vis was.


Direct nadat de vis in de gaten kreeg dat hij een probleem had boog het hengeltje prachtig rond op een bokkend stuk polderbeest. Zeelten kunnen flink tekeer gaan op de vierkante meter en deze was geen uitzondering. Over het trekken van zeeltgangen leerden we snel iets: die moeten breder, veel breder. In een gaatje van een halve meter breed kun je prima voeren en vissen, maar met licht materiaal kun je er geen sterke vis in afmatten. Vriend zeelt boorde zich flink diep in een naburig hoornbladbed, en daarmee was voor hem kennelijk de kous wel af. Ap bleef keurig in zijn rol als psycholoog van vissers in nood. Ben deed er ook nog een schepje op, door me voorzichtig te vragen of het wel verstandig was om te gaan trekken aan een vastzittende vis met een lijntje 14/00. Gelukkig had Ap de oplossing. De hark die we eerder gebruikten voor het trekken van de zeeltgang werd ter hand genomen. Met planten en al kwam de vis gemakkelijk naar de kant. Het duurde even voor ik hem zag tussen alle groen, maar een scheppoging was gelukkig in één keer goed.


Toen de vis op de kant lag liet ik me wel even iets ontvallen. Hij was dan misschien niet heel lang, maar wel erg massief. Een prachtvis, te licht bevist misschien, maar wel een waardig tegenstander.


De rest van de ochtend bleef het stil. Andries kwam ons versterken toen we net op het punt stonden naar wat plasjes in de buurt te vertrekken. Andries kent de omgeving het best van ons allemaal, het is een beetje zijn achtertuin. Iedere visser werd naar een plek gestuurd die het meest geschikt leek. Samen met Bas liep ik naar een watertje waarin naar verluid nog veel zeelt zwemt, de anderen probeerder het dichtbij de auto’s op de grote karpers die in één van de plasjes zwemmen.



Ik maakte het mezelf gemakkelijk op een plekje met de wind in de rug, waar ik tussen de plompebladeren belletjes zag. Bas is meer een doorbijter, die liep een moerasje in om met de wind pal in het gezicht op een rustige stek te gaan zitten. Dat daar meer vis te verwachten was bewees hij al na een paar minuten. Bas riep iets onduidelijks en ik zag een vreselijk kromme hengel in de handen van een in camouflagekleuren gekleed figuurtje aan de overkant.


Omdat ik toch nog maar nauwelijks begonnen was ben ik even omgelopen om het spektakel van dichtbij te bekijken. Dat Bas een karper had gehaakt was wel duidelijk, maar of hij hem er ooit uit zou krijgen was maar de vraag. De vis was dwars door de plompen heengeploegd en vlak voordat hij er met kunst- en vliegwerk weer uitgepriegeld was had hij zich muurvast weten te krijgen achter een stengel.


Na twijfels en het afslaan van het aanbod het water in te gaan ben ik toch maar zo vrij geweest de stap in het koude water te wagen. De vis was gelukkig moe, dus ik kon hem nog vrij gemakkelijk het net in krijgen. Bas had droge kleding bij zich bovendien, dus het tweede natte pak van de dag was niet zo'n grote ramp. Een prachtige schubkarper was de beloning, die even later werd gevolgd door een spiegel.


Na alle avontuur hebben we vooral wat nagekletst in het gras. Jurriën, die niet mee kon wegens verplichtingen elders kwam toch nog even langs met warme worstenbroodjes, die heel welkom waren.

Het was een heerlijke dag, aan alle deelnemers een wegemeend "bedankt!"

donderdag 27 augustus 2009

Herbouw van de Fair Play deel 3

De herbouw van mijn oude Fair Play Winston karperhengel heeft een lange tijd om verschillende redenen stilgelegen. De belangrijkste was wel de tijd die ik nog nodig had om de hengel op te knappen. Er gaat toch al snel een volle werkweek aan uren in zitten, zeker als je niet zo geoefend bent als de professionals. Daarnaast had ik een probleem met de wikkelingen die ik eerder met zorg gemaakt had. Het garen leek te zijn gaan rafelen terwijl het wel gewoon Güdebrod wikkelgaren was. Hoe het kwam weet ik nog niet, maar het effect was dat na het aflakken de wikkelingen eruit gingen zien als miniatuurstekelvarkentjes. Dat was nogal demotiverend. In plaats van één volle werkweek moest ik er nu twee besteden aan het geconcentreerd ronddraaien van een flink stuk glasvezel.

Hier is goed te zien hoe de linkerwikkeling eruit is gaan zien als een stekelvarken...
Een verse klos lag, nog keurig in plastic verpakt, al een goede maand te wachten tot ik weer eens zin en tijd had om verder te gaan. Dat was de afgelopen week het geval. De meeste wikkelingen zijn inmiddels vervangen, met een veel beter resultaat. Van John kreeg ik, over een hengel die ik eerder opgelapt had, het commentaar dat ik wat meer lagen lak moest gaan gebruiken. De hengel in kwestie had dat niet omdat de bouwer ervan dat bewust naliet, dus ik ben zo eigenwijs geweest het zo te laten, maar op een Fair Play horen de wikkelingen er toch wel echt uit te zien als strakke glimmende bandjes, waarin je alleen met moeite de individuele omgangen van het garen nog kunt zien.

Hij mag weer Fair Play heten.

Vorige week heb ik samen met Joop een bezoekje gebracht aan Amsterdam. John heeft de transfers op de hengel gezet. Deze maken de hengel toch wel echt af vind ik.
Na nog een aantal laagjes lak zijn de wikkelingen meer één geheel geworden met de hengel. Ik vind hem klaar. Aanstaande zondag mag hij voor het eerst mee naar de waterkant.

zondag 9 augustus 2009

zakformaat



Soms ben ik al tevreden als alles op zakformaat is. Een heel kort hengeltje, een piepklein molentje en het kleinste spinnertje dat ik vinden kan. Een netje voor de zekerheid en ik ben klaar voor een paar uur vissen.

Met vrouw en kind op een terrasje zitten is prima als het mooi weer is, maar als het aan mij ligt zitten we dan wel aan het water, dan kan ik tenminste ook nog naar de vissen kijken. Niet eens zo ver van huis is een terrasje dat aan alle eisen voldoet. Het is er meestal rustig, de tafeltjes staan direct langs de waterkant en de eigenaar van de bijhorende kroeg is een vriendelijke man.


Er was voor mij voldoende te zien vanaf mijn stoeltje. Een hele school blankvoorns van niet eens gering formaat trok rustig het grachtje op en neer, gevolgd door een flinke kudde baarsjes. Die baarsjes waren allemaal jonge vissen, zelden groter dan een centimeter of tien, maar de aantallen maakten dat ik toch best wel op die plek zou willen vissen. Om de visjes te kunnen vangen moest ik echter wel een plan maken. Met de spinners die ik normaal gebruik verwachtte ik niet veel kans te hebben om ook iets te haken.

In mijn doosje met los materiaal had ik gelukig nog een paar zakjes met heel kleine spinnerblaadjes zitten, variërend van 12 tot 15 millimeter. Tijdens het wachten tot de lak van de Fair Play (die nu echt bijna af is) droog was heb ik een paar heel kleine spinnertjes gemaakt. Kleine haken had ik niet voorhanden, maar een paar heel kleine dregjes waarvan ik de weerhaken heb platgeknepen moesten het ook wel doen.

Ik begon met vissen waar het grachtje uitkomt in een bredere singel. Tot mijn verbazing werd het heel kleine spinnertje al tijdens de eerste keer dat ik het binnenviste gevolgd door een flinke donkere schaduw. Vlak voor de kant draaide de schaduw die volgens mij een flinke winde was helaas weer weg. Jammer, maar wel hoopgevend natuurlijk.

Een paar meter verderop was het wel raak. Eerst een heel klein kamikazebaarsje en kort daarna een snoeiharde aanbeet, een korte run en vervolgens een helder zilveren flits in het troebele water. Een kleine roofblei vond de spinner duidelijk interessant.

Verder doorvissend richting het eind van het smalle grachtje werd het almaar leuker. In de buurt van het terras waar ik een dag eerder een biertje dronk, en waar nu de kastelein rustig met een vast stokje zat te vissen kreeg ik de ene aanbeet na de andere. Iedere worp was het raak. De meeste kleine baarsjes bleven niet echt plakken, maar een stuk of twintig heb ik er in een half uurtje wel uitgehaald. Een piepkleine brasem en een winde maakten het voor mij compleet.


Alles was opzakformaat: de hengel, het molentje, het aas en de visjes. Dit ga ik vaker doen.

maandag 13 juli 2009

Vlokdobbers

Joop verspeelde toen wij samen de winde achter de schubben gingen een vlokdobbertje, nog gemaakt door dobberbouwlegende Leo Besters. Het dingetje was gelukkig tussen de stenen gedreven, dus met een klein beetje klimmen kon ik het redden. Joop vond dat ik het maar mee naar huis moest nemen. Dat heb ik gedaan, maar niet om de vlokdobber aan mijn verzameling toe te voegen. Mijn idee was om er snel een flink aantal kopieën van te maken, zodat niet alleen ik, maar ook anderen in de toekomst nog met deze mooie vinding kunnen vissen. Het origineel mag binnenkort weer bij Joop in de kast mooi gaan zijn tussen alle andere hengelsportbijzonderheden in zijn hobbyruimte.

De ouderwetse vlokdobber is in wezen een simpel ding. Een bolknakje met een vlakke bovenkant, het enige bijzondere is het vernieuwende van het ontwerp en de kleur van het dobbertje. Van balsa heb ik al snel een aantal gelijkvormige sigaartjes gevormd en de holle antenne die zo kenmerkend is voor alle latere vlokdobbers is gemaakt van de stokjes van wattenstaafjes.

De oranje en gele verf zijn me wel bekend, die gebruik ik al langer voor andere pennen, de zwarte verf lijkt me erg op schoolbordenverf. Een klein experimentje bevestigt dat. Het origineel staat precies goed met 1 SSG-loodje (1,5 gram) dus dat zet ik alvast op de dobbertjes. Ik moet nog wel iets verzinnen op de combinatie van gele verf en oranje verf. Nu liepen ze, zelfs na 24 uur droogtijd, nog in elkaar over. Misschien helpt tussentijds schuren nog wel. Dat zal de volgende keer blijken, maar vooralsnog ben ik het na een aantal pogingen best eens met de manier waarop ze gekleurd zijn. Ik zal de verf nog iets verdunnen, en dan zijn mijn namaaksels waarschijnlijk niet meer van de echte te onderscheiden.

Gisteravond heb ik ze even getest. Al snel bleek dat ik toch iets anders te werk ben gegaan dan Besters. Mijn dobbertjes kunnen maar net aan boven blijven met 1,5 gram loodbezwaring. Het kan zijn dat mijn balsa een iets grotere dichtheid heeft, of dat de laag schoolbordenverf bij mij door het dopen wat dikker is geweest. De volgende serie moet ik dus een heel klein beetje dikker of langer maken, maar dat is niet zo'n probleem. Wat wél fijn is, is dat ik met anderhalve gram lood, een dobbertje en een vlok brood meer dan 20 meter kan werpen.

De windes laten zich overal goed zien. Ze gedragen zich een klein beetje als dolfijnen: ze doorklieven het oppervlak eerst met de kop en vervolgens zie je de rug en als laatste de staart. Ik bedenk me dat het toch niet vreselijk moeilijk moet zijn om ze te vangen, maar dat valt toch nog vies tegen. Gestrooide korsten worden binnen de tijd die ik nodig heb om mijn haak van aas te voorzien al gekaapt door meeuwen, die als bakstenen lijken te ontstaan uit het niets. Met maden bereik ik helemaal geen jota en een vlok wordt ook met rust gelaten.
Een ruisvoorn zwemt zichtbaar onder het oppervlak voor de plompen langs. Ik trek de dot maden tot vlak voor zijn neus en de vis doet precies wat ik hoop. Hij zuigt de toch niet kleine hoeveelheid aas snel naarbinnen en vervolgt zijn weg. Van de dobber heeft hij geen last. Ik heb op mijn beurt weinig moeite met de vis, die 26 centimeter lang is. Best een aardige voorn, maar aan een vijfgrammer is het geen waardige partij.


Een winde van nog geen 15 centimeter weet ik wat later nog te haken. Die kan helemaal niet laten zien wat hij waard is, maar ik hoorde hem nog wel zachtjes zeggen dat hij zijn moeder wel ging roepen...

dinsdag 7 juli 2009

trotten, vlokken en hitte

Het is kwart voor vier als de wekker gaat. Zoals gebruikelijk op dergelijke tijdstippen probeer ik wakker te worden met een korte nogal koude douche en een bak sterke koffie, maar zoals altijd lukt dat maar half. Een hele bos hengels, tassen en andere spullen staat beneden klaar om in de auto gezet te worden. We (Ap, Hans, Wim, Harvey en ikzelf) gaan vandaag vissen in de Kromme Rijn, de oude hoofdloop van de Rijn, die vroeger de noordgrens van het Romeinse Rijk vormde. Van zijn vroegere glorie is niet heel veel meer over nadat in de twaalfde eeuw besloten werd dat de Lek de nieuwe hoofdwaterweg zou gaan vormen, maar het is nog steeds een mooi riviertje. Het stroomt redelijk snel en er zitten, onder andere dankzij de inspanningen van Wim, verschillende stroomminnende soorten in, waaronder kopvoorn en (sporadisch gevangen) barbeel.

Ik ben de laatste die arriveert. Er is nog even tijd voor een sigaret en een korte kennismaking met Hans en Wim, die ik nog nooit eerder had ontmoet. Vervolgens rijden we in colonne naar de eerste plek van de dag. Hier gaan we eerst rustig verder met kletsen en het bewonderen van elkaars materiaal. Wim overhandigt mij een 9-voets blankje, ideaal voor het maken van een lichte lange hengel voor winde, brasem en andere witvis. De toon van de dag is ook al goed gezet: lekker ongedwongen vissen, praten en genieten.
Ik had me van tevoren wel een beetje een voorstelling gemaakt van het uiterlijk van de rivier, maar die was toch niet helemaal correct. Het water is, met ruim anderhalve meter, veel dieper dan ik had verwacht. Het stroomt er ook zó snel dat de pogingen van Ap om snoek te vangen met een streamer niet heel kansrijk lijken. Ik probeer voor het eerst te 'trotten'. Een zelfgemaakte Avondobber naar Engels voorbeeld laat ik, licht geremd, door de stroming meevoeren. De professional zou hier een centrepin voor hebben gebruikt in plaats van een molen, maar gelukkig voor mij schijnt ook een Mitchell 300 nog best geschikt. Die 'pin' komt nog wel eens misschien, voorlopig vind ik het toch wel een dure grap. na met enige moeite de diepte te hebben bepaald laat ik mijn spullen te water. Ik zie wel wat kleine vis, en soms zelfs bellen die sterk aan brasembellen doen denken, maar mijn aas wordt genegeerd, evenals dat van de anderen. Alleen Harvey presteert het om de ochtend te redden en een voorn te vangen.
Omdat de vangsten niet je van het zijn overleggen we over een kleine verhuizing. Wim neemt ons mee naar een vaart die nauwelijks stroomt, en waarin ook redelijk wat gele plomp en riet staat. Ap gaat na aankomst vrolijk verder met zijn streamer, de rest besluit een pennetje te monteren om vervolgens op de bodem op karper, zeelt en brasem te gaan vissen. Ik heb goede hoop op ruisvoorn van baksteenformaat, dus voor mij wordt het een lichte spinhengel met een vlokdobbertje. De eerste voorn is er na de eerste worp al uit. Niet uit de vaart overigens, maar uit een onooglijk slootje ernaast. Nummer twee volgt de eerste snel, maar dan vind ik ook dat er beter gevist kan worden op groot wild.

De temperatuur is inmiddels hoog opgelopen, de wind is vrijwel afwezig en het water ligt er stil en open bij. Wat mij betreft zijn dat uitstekende omstandigheden om vis onder het oppervlak te treffen, maar daarin blijk ik me flink te vergissen. Een paar kleine ruisvoorns zie ik, en iets waarvan ik me nog steeds afvraag of het alver of roofblei is geweest. Eén exemplaar is veel te groot voor een alver, dus misschien was het toch een roofblei. Vangen deed ik hem niet. Harvey heeft een plek gevonden in de schaduw van een boom. Hij probeert, met één van de twee prachtige Fair Play hengels die hij mee heeft genomen een karper te vangen. Ap is naast hem in de schaduw gaan zitten, en ik doe even mee.

Terug bij Wim en Hans, die niet ver hebben gelopen hoor ik dat zij nog niets hebben gevangen. Ik besluit het aan de andere kant nog even te proberen. Twee karpervissers zien eruit als vissen op het droge. Ze hebben het warm en op een paar brasems na hebben ze niet veel gezien. Het vlokvissen laat ik voor wat het is. Met een spinnertje wil ik wel een baarsje vangen, ze jagen soms zichtbaar langs de planten. Helaas lukt dat niet. Wim en Hans staan gezellig met Ap te keuvelen als ik terug kom. We eten een eitje, drinken wat kokend heet water en bedenken ons wat de andere plannen nog gaan zijn. Ik haal Harvey alvast maar op. Als jongste deelnemer heb ik weinig in te brengen: lopen zal ik. Gelukkig vindt ook Harvey het prima om nog even te verkassen, terug naar de Kromme Rijn, maar dan een plek met een wat ander karakter dan de eerste.

Op onze derde stek staan wat meer planten in het water, en er staan bomen langs de kant die deels over het riviertje heen groeien. Naar insekten stijgende vissen geven de burger nog wat moed. Harvey kiest een plek vlak bij de kant, waar hij zijn pennetje kan laten zakken zonder dat het direct meegevoerd wordt. Ik probeer weer te trotten op verschillende dieptes samen met Hans, en Ap en Wim gaan vlokkend aan de gang. Hans is de eerste die succes heeft met een "dikke vette brasem". Al snel staan we met zijn vieren op een brug, de hengels in de hand en af en toe wat voer werpend te kijken naar dobbers die we stil proberen te houden door het lood op de bodem te laten zakken. Een wat onorthodoxe manier van vissen, maar het werkt wel. Wim vangt vis, Hans vangt er nog een voorn en een blei bij, en ik hetzelfde. Gelukkig vindt iedereen het wel prima zo. We maken opmerkingen naar mensen in bootjes, we kletsen en we maken grappen over meervallen en andere watermonsters als ik weer eens vastzit aan een flink obstakel vlak onder me. De barbeel waarop ik een beetje gehoopt heb is helaas uitgebleven, de kopvoorns hebben we ook niet gezien, maar een lekkere dag uit was het zeker.
Wim, bedankt voor een mooie dag in het Utrechtse water, ik kom zeker nog eens terug.

donderdag 18 juni 2009

instant fisherman

De laatste tijd zit ik regelmatig te denken over mijn visserij. Met name de lange dagen op karper die ik graag vaak zou willen maken beginnen nogal schaars te worden. Voor de paar uurtjes die ik wel regelmatig heb vind ik het niet echt de moeite om met grote hoeveelheden materiaal naar het water te fietsen. Veel aantrekkelijker is het dan ook om met zo min mogelijk materiaal de polder in te gaan, bij voorkeur met een spinhengeltje of een vlokstokje en wat aassoorten die niet al te selectief zijn. Gewoon een beetje uitwaaien en zien wat je vangt (of niet vangt) is eigenlijk wel een heel leuke en ongedwongen manier van vissen, die bovendien heel geschikt is voor mensen met weinig tijd. Stress levert het niet op, en plezier wel. Instant vissen zou je het kunnen noemen.

Gisteravond heb ik twee uurtjes vrijgehouden om met een licht spinhengeltje en een minimum aan ander materiaal op pad te gaan. Het plan was ook nog om lekker de fiets te pakken, maar die bleek ik niet in de buurt te hebben. Gelukkig werkt een auto even goed als je jezelf verplaatsen wilt. Het plan was om wat baarzen en eventueel ruisvoorns te gaan vangen met als aas een klein spinnertje met een rode vlieg erachter. In mijn tas zaten verder een doosje lood, een paar spinnertjes, een onthaaktang en mijn vergunning, die nog de meeste ruimte in beslag nam. Een net had ik thuisgelaten.

Een beetje onwennig ben ik nog wel na een tijdlang niet met een heel kort hengeltje gespind te hebben. De eerste worp leek meer op een poging een baksteen achterover over mijn hoofd te gooien... De tweede was alweer zoals het hoort, strak tegen de overkant van de vaart geplaatst, zonder de boel in de war te maken. Op de helft van de vaart zag ik het spinnertje nog net blinken toen het werd gegrepen door een mooie baars, die helaas ook meteen loste. Zijn tweede aanval liep op niets uit. De daaropvolgende worp leverde wel een goede aanbeet op. Niet van een baars, maar van een snoek. Ik zag de aanbeet nog voor ik hem voelde. Gelukkig wist ik me in te houden, je moet pas slaan als je de vis voelt. Bij slaan moet je je overigens toch al niet veel voorstellen als je hengel maar 1,20 meter lang is en je met 10/00 nylon vist. De snoek hing, met de spinner zichtbaar voorin de bek. Daar was ik blij mee, want spinstangen had ik niet, die zouden een beetje te zwaar zijn voor het heel kleine spinnertje dat ik gebruikte. Zo'n snoek kan nog behoorlijk zijn best doen op echt licht materiaal. De dril heeft minuten geduurd en de slip van het kleine Mitchell molentje is goed getest. Dat ik geen net bij me had was wel wat lastig, de snoek was al bijna te groot om hem veilig te kunnen pakken. Gelukkig heb ik geen heel kleine handen, en de eerste snoekenbeet sinds jaren kreeg ik pas toen ik de vis in bedwang hield terwijl ik me omdraaide om mijn tang uit de tas te pakken. Met twee kleine sneetjes in mijn vinger viel het allemaal nog best mee. 71 Centimeter snoek aan een lijntje 10/00, terwijl baars de beoogde prooi was, dat is helemaal niet vervelend. Twee meisjes op paarden waren zelfs een beetje onder de indruk.


Na zo'n vangst is het gemakkelijk om te denken dat alles wel goed en van een leien dakje zal gaan. Vissen blijft gelukkig vissen, en het uur na de eerste vangst heb ik geen visje op de kant weten te krijgen. Het water zat werkelijk vol met visjes die precies zo groot waren als mijn spinnertje, en alleen vlakbij de scholen jonge ruisvoorn kreeg ik soms een flauwe aanbeet als ik hoog viste. De baarzen hadden genoeg te eten gehad, dus de normaal felle aanbeten van de kleine polderbaarzen heb ik moeten missen. Omdat de begroeiing ook nog zijn best had gedaan om overal en nergens plukken en plukjes te vormen besloot ik om nog even verderop te gaan kijken voordat het tijd was om naar huis terug te gaan.

Op een mooi breed stuk water, met beduidend minder planten dan op de smallere vaart kon ik weer wat worpjes plaatsen. Het liep zeker niet hard, maar net voordat ik het eind van het pad bereikte haakte ik alweer een snoek. Iets kleiner dan de vorige, maar nog steeds een heel mooie vis, met flink wat pit.


Tijdens het onthaken viel het me op dat achter me in een onooglijk slootje gejaagd werd op de ook daar talrijk aanwezige voorntjes. Ik had mijn baars nog niet gevangen, en stiekem vond ik dat een beetje jammer. Daarom heb ik toch het slootje even uitgekamd. De eerste worp leverde me al een aanbeet op. Geen snoek deze keer, maar een prachtig gekleurd baarsje liet zien waarom ik zo graag op die polderbaarsjes vis. Het is grappig eigenlijk, dat mijn baarsvisserij soms wel gericht lijkt op twee heel verschillende soorten. De grote baars in relatief diep water in de winter gedraagt zich totaal anders dan de kleinere vissen in zomers polderwater. Ik vind het allebei leuk en ontspannend, dat wel, maar vooral het bijpassende warme weer maakt voor mij de visserij met heel licht materiaal op polderbaarsjes altijd zo geslaagd. Meestal zijn ook de aantallen een voordeel. Op sommige dagen lijkt het echt niet op te kunnen.


Mijn laatste kwartiertje leverde nog een derde snoekje op. Een worpje langs de eigen oever, spinnertje starten en hartstikke vast... Net toen ik begon te schudden om mijn spinner te bevrijden van het paaltje dat ik dacht gehaakt te hebben sprong een snoekje wild zwaaiend met zijn kop boven water. De spinner schoot uiteraard los. Dat had ik nog nooit meegemaakt, een snoek die de spinner pakt zodra hij het water raakt. Omdat ik toch nog vermoedde dat de vis misschien niet in de gaten had wat hem overkomen was heb ik snel een tweede worpje geplaatst. De snoek had duidelijk honger, want nog voordat de spinner een meter gelopen had hing de vis alweer. Met 59 centimeter was het de kleinste van de avond, en dat is nog helemaal geen heel kleintje voor een ondiepe poldersloot.


De volgende keer neem ik toch maar spinstangetjes en pleisters mee.

maandag 18 mei 2009

Windes in de wind

Na bijna een jaar van contact via email en op het lichtervissenforum is het zover, Joop gaat een dagje mee vissen. Voor ons beiden staan er wat eerste keren op het programma. Ik ga voor het eerst vissen met een vlokhengel, die mag ik lenen van Joop . Joop gaat voor het eerst de windes achterna. We hebben afgesproken om een uur of tien bij Joop thuis. Omdat het weer niet al te best is nemen we het er lekker van. We drinken een bakkie, en Joop laat me zijn mooie hobbyruimte zien. Er staat een prachtige verzameling lichte hengeltjes, en Joop is duidelijk druk bezig met het maken van spinners voor het komende seizoen. Heel gul krijg ik wat echte Rafaleblaadjes in mijn handen geduwd, evenals een prachtig presentje voor de kleine.

Als het na een uurtje eindelijk lijkt te stoppen met regenen vertrekken we naar de eerste plek. Daar heb ik eerder al aardig windes kunnen vangen, dus het leek me een logische plaats om te beginnen. Helaas is er van de weersverwachting weinig terecht gekomen. Het had al niet moeten regenen, maar de wind staat ook nog eens in de lengte van het kanaal, in plaats van in de rug, zoals ik had gehoopt. We proberen het een uurtje, gelijk weggaan is ook een beetje jammer. Van vis zien we helemaal niets. Joop probeert het op de gok wat dieper. Verstandig, want al snel wipt zijn vlokdobbertje wat op en neer, om vervolgens omhoog te komen en plat te gaan liggen. Een pracht van een brasemaanbeet, gevolgd door een dril zoals je die niet verwacht als je je brasems alleen vangt tijdens het karpervissen.




Als de brasem in het net ligt geeft hij nog een klap met zijn staart, waardoor het lijntje breekt. We beslissen om pas op een andere plek weer op te tuigen, hier is het veel te winderig. We rijden door naar de Lek, waar ik wel vaak langsgereden ben, maar waar ik nog nooit heb gevist. Een parkeerplek is nog niet makkelijk te vinden, evenmin als een krib waar je makkelijk bij kunt. Gelukkig komt zo'n plek toch en een beetje onwennig proberen we de rivier te temmen.


Joop meldt dat hij wat aanbeten heeft aan de basis van de krib, waar het heel ondiep is. Op de kop heb ik nog niet veel gezien. Ik ga naast Joop zitten en net als ik me afvraag of er wel vis zwemt in het enkeldiepe water schuift mijn vlokdobbertje snel weg. Ik sla, waarop een vis als een dolle dolfijn het water uitspringt. Hij is maar even boven water, maar ik herken hem aan zijn grote stompe kop: een winde. Ik heb er erg veel plezier in. De oude Fair Play vlokhengel die ik vandaag mag lenen van Joop gaat hoepeltje rond, en de slip van de even oude Pelican 50 laat zich ook nog horen. Joop poseert met de vis, die nogal slijmerig is.




Aan de andere kant van de krib staat de stroming wat gunstiger, en Joop meldt dat hij het daar gaat proberen. Al na een kwartiertje komt hij terug, zijn handen een halve meter uit elkaar houdend en druk gebarend en schuddend. Als hij zijn tas heeft bereikt vertelt hij dat zijn lijn gebroken is door een vis die woest tekeer ging. Nadat ik een brasem heb geland ga ik even bij hem kijken. Hetzelfde blijkt hem nog een keer overkomen te zijn. We vragen ons hardop af wat het geweest kon zijn. Grote windes die achter een steen langs zijn gezwommen, of misschien wel ondiep fouragerende barbeel? Het windeverhaal lijkt waarschijnlijker, als Joop er één haakt die als een speer naar het diepere water vlucht. De slip staat wat losser nu, en het dunne lijntje overleeft het geweld. Joop is alweer de gelukkige wat het poseren betreft...


Kort na deze vangst besluiten we dat het wel genoeg is geweest. De wind wordt wat kouder, en we hebben allebei gevangen waarvoor we kwamen. Als het weer een beetje prettiger is doen we het nog eens over.

zaterdag 2 mei 2009

terug naar de polder

Donderdagochtend om 5 uur heb ik met Ap afgesproken op het parkeerterreintje waar ik inmiddels al bijna een eigen plekje heb. We gaan vissen op de karpers die nog steeds op voor ons goed bereikbare plekken in de polder wachten op warm weer. Vorige week bleek al dat de vissen vol zaten met hom en kuit, dus dat de paai snel zal komen is wel duidelijk. Ap is een beetje later, hij rijdt de straat van de andere kant in dan ik. We zetten onze hengels alvast maar in elkaar bij het licht van een lantaarn, omdat het nog behoorlijk donker is.

Alles lijkt alsof er niets veranderd is. De vogels zijn iets vroeger begonnen met zingen, en de specht laat zich al horen, maar de karpers liggen nog precies daar waar ik ze achterliet toen ik vorige week naar huis ging. Dit moet gewoon een goede dag gaan worden. De temperatuur gaat vandaag niet laag zijn volgens de voorspellingen, en de wind is zwak. We beginnen bij de eerste zichtbare karper. Ap meent wel een aanbeet te zien, maar ikzelf zie alleen karpers langs mijn aas zwemmen. De meegenomen garnalen worden heen en weer getorst door de plaatselijk zeer algemene Amerikaanse kreeftjes. Plan B is het monteren van een dikke huisjesslak. Die plant ik vlak onder de overkant tussen de begroeiing in. Die wordt door wel drie verschillende vissen geheel genegeerd. Jammer, maar de dag duurt nog lang.

We verkassen een stukje, hopend wat vissen te vinden die wel willen eten. Tussen de planten die groeien in een heel ondiep stukje zit redelijk wat vis. Ik leg mijn slak vlak tegen de planten, hopend op een aanbeet. Of die er echt was of niet weet ik niet, het kan ook een lijnzwemmer zijn geweest. In ieder geval sloeg ik een prachtig gat in de lucht, net als bij alle andere keren dat mijn drijvertjes later op de dag in beweging zouden gaan komen. Ap lacht me uit, om vervolgens hetzelfde nog een paar keer te doen. Heerlijk, zo'n dagje lekker prutsen. We vermaken ons ondanks alles prima, er is tenslotte genoeg te zien.


Binnenkort doen we het nog eens over, hopelijk met iets meer succes.

dinsdag 21 april 2009

klassieke schoonheid in een vroege polder

Het is zes uur. Een beetje vroeg nog, maar het is al wel licht. Ik ben net aangekomen in de polder waar ik eergisteren ook al even gevist heb. Toen was het maar een uurtje, nu heb ik iets meer tijd. Vandaag werd onverwacht een vrije dag, precies midden op de dag hebben we een afspraak in het ziekenhuis, waardoor werken een beetje lastig wordt. Het is hier heerlijk stil. De drukke autoweg achter me lijkt nog wel verlaten. De wind, die zachtjes in mijn gezicht blaast voorkomt dat herrie van voorbijrijdende vrachtwagens echt storend wordt. Vogels laten zich nog nauwelijks horen, dat komt wel. Tijdens de wandeling naar de eerste brug heb ik al wel een aantal eenden en een reiger verstoord.

Vanaf het eerste bruggetje heb ik een mooi uitzicht over dit oude poldertje. De middeleeuwse dijk die er bijna dwars doorheenloopt wordt geflankeerd door donker veenwater. Links van me valt beweging op. Twee kleine karpers eten ongegeneerd iets wat ik niet kan zien van het oppervlak. Onder de brug blijken er meer te zitten, alweer kleinere vissen. Ik besluit door te lopen naar de stek waar ik eerder zat, een paar honderd meter verwijderd van de weg die later wel veel herrie zal gaan maken.

Waar nog geen 48 uur geleden zoveel karpers zaten dat je over de ruggen naar de overkant kon lopen zonder natte voeten te krijgen, is het nu bladstil. Geen belletje spat uiteen, geen vin beroert van onder af het oppervlak. Toch maar weer terug naar de brug. Beter een kleine karper dan helemaal geen karper, daarvoor zijn mijn visuren me te kostbaar. Toch licht gedesillusioneerd zet ik de hengel, die nog beneden stond nadat ik hem eens goed had schoongemaakt weer in elkaar. Mijn tuig moet maar heel simpel zijn. Ik kan me wel een beetje voor de kop slaan omdat ik het halfje brood waarmee ik ruim een uur geleden in mijn handen stond weer in de kast heb gelegd. Door de ruimte die ik daarmee bespaard heb heb ik nu wel koffie in mijn tas, maar geen mogelijkheid om de karpers die ik zie te vangen. Ik schuif twee drijvertjes op mijn lijn. Ze zijn gemaakt van een stukje van de schacht van een ganzenveer. De topjes heb ik in oranje verf gedoopt. Een enkel loodhageltje en een dunstelige haak en ik ben klaar.

Eerst een klein handje voer naast de rozet van een gele plomp. Als er karper gaat eten zal het vast daar gebeuren. Ik gok dat het water hier ongeveer 50 centimeter diep is, maar daar vergis ik me in. Het eerste drijvertje zinkt totdat het loodje de bodem heeft bereikt. Nog maar net zichtbaar blijft het staan, bijna 20 centimeter onder water. Net buiten werpbereik laten wat karpers zich duidelijk zien door hun gedrag. Ik zie een stukje rug, een grote ronde bek en een stukje staart. Ze liggen, net als de kleintjes op de diepere hoofdwatergang waar ik nu naast zit, vlak onder het oppervlak, tussen de planten. Ik maak het me gemakkelijk en schenk een eerste bakje koffie in. Het is niet koud, en de eerste zangvogels laten zich horen. Een tjiftjaf zit schuin voor me, met een merel er vlakbij. Wat dichterbij zitten twee koolmezen tegen elkaar op te bieden, terwijl her en der vinkeslagen klinken.

Ik heb me al een beetje neergelegd bij een ochtendje kijken en genieten. De vissen gaan zich alweer niet gemakkelijk laten vangen zo te zien. Of toch? Een paar belletjes ontstaan, duidelijk veroorzaakt door een wroetende vis. Even later een stuk van een staart. Staart en bellen horen bij elkaar. Als de bellen zich verplaatsen doet de staart het ook. Het bovenste drijvertje schuift richting het onderste, en weer terug. De vis heeft mijn lijn geraakt. Ik laat de halve sigaret die ik tussen de vingers van mijn linkerhand houd voorzichtig vallen. Ik ga zo beide handen nodig hebben. Het drijvertje schuift opnieuw, nu van het voorste drijvertje weg, dat nu bijna weer boven water komt. De vis heeft zich opgericht en het loodje van de bodem getild. De drijvertjes vervolgen nu samen hun weg naar links, richting de ondiepe zijsloot. Ik sla, net als eergisteren, als ik denk dat alles goed zit.
Ik ben middels "Nico" en de lijn verbonden met een trage karper. Even zie ik hem. Hij lijkt me van gemiddelde grootte en gewicht, een pond of vijftien, misschien een beetje meer. De vis zwemt van me weg, in de richting van een plompenbed. Ik probeer hem niet te stoppen, dat zou dom zijn. Hoe minder geweld ik maak, hoe rustiger de vis blijft. Hij komt toch wel weer los. Tijd heb ik genoeg, de vis ook. Hij laat zich niet opjutten en zwemt langzaam onder de bladeren door. Ik laat de spanning even gaan, waarop hij stopt met zwemmen. De hengel gooi ik om, ik trek nu vanaf de andere kant. De vis doet braaf wat ik van hem verwacht, zwemt dezelfde weg terug en zoekt zijn heil in de hoofdwatergang. Hij blijft laag, ik verbaas me daarover. Harder trekken dan ik al doe durf ik niet, het haakje is niet krachtig genoeg voor zoiets. De hengel houd ik voortdurend onder de maximale spanning, en ik geef voorzichtig mee als de vis weer een metertje weg wil zwemmen.
De slip laat zich soms even horen. Een fietser valt bijna als hij zich realiseert dat er iets gaande is en al rijdende probeert om te kijken. Hij blijft niet wachten op de afloop. Ik sta al zeker vijf minuten met een heel krom eind glasvezel in mijn handen. De volgende kijker is een oudere hardloper. Hij blijft staan, wil iets zeggen maar houdt zijn mond. De vis bevindt zich vlak onder hem. Hij staart ernaar. Ik hoop dat hij blijft, iets zegt me dat ik me in het formaat van de vis flink vergist heb. De hardloper besluit helaas zijn ronde te hervatten, het duurt hem te lang. Ik durf hem niet te vragen te blijven wachten. Er zijn al bijna tien minuten voorbij. De vis laat zich eindelijk van de bodem lichten, zei het onder protest. Hij is moe, ik ook. Mijn arm begint pijn te doen, terwijl ik er toch op let niet in het handvat te knijpen. Ik neem de hengel even in mijn linkerhand, ondertussen lopend richting het net dat een paar meter verderop ligt. De karper geeft het nu echt op. Als een grote boot komt hij deels op eigen kracht dichterbij.

De karper die mijn net in zwemt blijkt te worden gevolgd door een tweede vis, die zelfs heel even op de rand van het net balanceert. Ik ben blij dat hij de goede kant opglijdt, terug het water in. Op een druktemaker in mijn net zit ik niet echt te wachten. Met alleen de linkerhand blijk ik het net niet te kunnen tillen. De hengel leg ik neer. Met twee handen lukt het wel. Voor me ligt een grote schubkarper, een vrouwtje vol met kuit. Wat zal ze wegen? Ik heb alleen een meetlintje. 77 centimeter is ze. Gezien de omvang zal het gewicht al snel een pond of 25 halen. Eindelijk, na lang zoeken en proberen weer een grote karper! Met de zelfontspanner maak ik ruzie totdat ik een foto heb waarop zowel de kop van de vis als mijn ongewassen hoofd staan. Een netter plaatje maak ik met de vis in het net.

Ze gaat terug. Ik kijk haar na, schenk koffie in en besluit mijn blaas te legen tegen een populier die gezien het aantal brandnetels eromheen al vaker voor dat doel is misbruikt door passerende fietsers. Nu het moeilijkste moment: stoppen of doorgaan? Beter dan dit wordt het eigenlijk niet meer, zelfs niet als ik een vis vang die groter is. Stoppen zou echter het opgeven van vistijd zijn, en dat kan niet. Ik besluit door te lopen naar een plek verderop. In een heel ondiep stuk water zijn wat karpers bezig zich door de plompen te bewegen. Ik zoek voorzichtig een stukje plantvrije bodem in het water dat hier maar 30 centimeter diep is. Zoals vaker vraag ik me weer af hoe het toch kan dat een grote vis zich ongezien door zulk ondiep water kan voortbewegen. Dat ze het kunnen bewijst het schokken van mijn drijvertje, nog voordat ik zelfs maar een belletje heb gezien. Een tweede vis komt opvallender dan de eerste richting het kleine voerplekje. De eerste kiest snel eieren voor zijn geld, pakt wat hij pakken kan en vertrekt. Hij had ook mijn haak te pakken.


Deze vis is sneller dan de eerste. Ik kan hem zien in het ondiepe heldere water, deze is wel van hooguit gemiddeld gewicht. Hij trekt zich niets aan van mijn voorzichtigheid. Sleurt meer dan tien meter lijn dwars door de plompen heen. Ik voel het trekken van rechts komen, maar de vis zit al links van mij. Probleem. Ik besluit er een uitdaging van te maken. Niet meer trekken nu, gewoon afwachten. De vis is het al snel zat, zwemt langzaam terug. Hij heeft zichzelf vermoeid met het vechten tegen het vlechtwerk dat hij zelf heeft gemaakt. Een specht begint te roffelen.
Opnieuw een plaatje. Nu zonder de zelfontspanner. Onding.


Het is negen uur. Een boer komt zijn stuk geploegde grond rijp maken voor een jaar maisteelt. Bij iedere gang verplaatsen de nog aanwezige vissen zich langzaam, bijna onmerkbaar richting het diepere water. Ik houd het voor gezien, wil vooral de boer niet tot last zijn, het is tenslotte zijn land. Licht verdoofd loop ik terug naar de auto.