donderdag 29 mei 2008

Een dag de polder in


Gistermiddag ben ik met Ap, één van de vriendelijkste vissers die ik ooit ontmoet heb, een dagje naar de polder geweest. Ap is 'captain' van een groepje gelijkgestemde vissers (Kijk eens op http://www.lichtervissen.nl, een leuke site, met prachtige foto's) en hij vist vaak op de mooiste plekken in Nederland. Een uitnodiging om een dagje mee te gaan sloeg ik dan ook niet af.
Onze dag begon in een polder bij Zoeterwoude, waar je de karpers in het heel ondiepe water goed kunt zien zwemmen. Ieder voordeel heeft natuurlijk zijn nadeel, en hier was dat het feit dat de vissen ons ook heel goed konden zien. Voorzichtig langs de kant lopen, laag blijven en vooral vaak moeten verkassen horen bij het penvissen, en gelukkig waren de karpers toch nog best benaderbaar.


Hoewel we, zeker in de eerste uren, veel karper hebben gezien, bleek het moeilijk er ook één te vangen. Ze verplaatsten zich snel, en de steeds sterker wordende wind bemoeilijkte het werpen nogal. Het idee om dan maar een plek te zoeken die eruit zag als een plaats die vaak aangedaan wordt, om vervolgens rustig op een aanbeet te wachten wierp halverwege de ochtend toch zijn vruchten af. Ap heeft heel mooie foto's gemaakt van de dril.


Vroeg in de middag stelde Ap voor nog een andere plek te gaan bezoeken, één waar hij in het verleden heel veel gevangen had, en waar we niet zoveel last zouden hebben van de wind. Ik was wel benieuwd naar die stek, die ik al eens op plaatjes had gezien. In het westland gelegen, zit je tussen de kassen langs rechte sloten met een kleibodem. Voor ons hield een rij bomen de wind tegen, en achter ons stond een kas, die de doorkomende zon reflecteerde in onze nek. We hebben allebei nog wat extra kleur opgedaan gistermiddag.

Ook in dit water is de karper steeds zichtbaar aanwezig, maar net als in de polder viel het ook hier niet mee er een aan de schubben te komen. Pas toen een gemaal ging draaien, en modderig water door een heel stelsel van dikke betonnen buizen en sloten richting Nieuwe Waterweg stroomde kwam de vis los. Waarschijnlijk is dit een dagelijks terugkerend fenomeen, en de vissen wachtten er gewoon op. Van het ene op het andere moment zag ik om mij heen de vissen azen, en Ap was de eerste die er één wist te haken.


Een prachtige strakke karper, die vooral snel was. Hij deed me sterk denken aan een wilde karper, en het is heel goed mogelijk dat er hier nog wat wild bloed in de populatie zit. Ap ving al snel een tweede, iets grotere vis, en daarna was het mijn beurt weer. Ook geen reus, maar de lichte hengel werd toch prachtig rond getrokken. Een fijn gevoel is dat toch, bijna een ontlading na het wachten en kijken naar onvangbare karpers.

Toen het gemaal stopte zijn we nog even verkast naar het smalle kanaaltje waardoor alle water uiteindelijk stroomt. Daar komt het in door een aantal dikke duikers, en Ap wist me te vertellen dat de karpers zich daar vlak bij ophouden. Om ze te vangen moet je zo dicht mogelijk tegen de duiker aan vissen, en dat vereist een werptechniek die Ap duidelijk een stuk beter beheerste dan ik. Toch was het mijn pen die het eerst verdween, hij had eigenlijk nog maar nauwelijks gestaan!


Helaas was de pret van korte duur, maar de toon was wel gezet. Een tweede aanbeet liet niet lang op zich wachten. De karper was klein, maar prachtig regelmatig beschubd, een vis die ik nog wel eens wil vangen als hij groter is. Ap verspeelde op spectaculaire wijze de grootste karper die zich even vergist had in zijn aas. De vissen daar zijn kennelijk wel wat gewend, en direct na te aanslag vloog de vis een duiker in. Daartegen was de lijn van Ap niet bestand, en binnen een seconde of twee zwiepte de hengel terug. Erg jammer, maar ook leerzaam. Misschien reageren vissen toch niet in blinde paniek nadat ze gehaakt zijn. Deze koos in ieder geval de krapste vluchtroute die hij vinden kon.

Na de karpers kwamen de giebels. Giebels zijn eigenlijk wilde goudvissen, en ze kunnen nog best een redelijk formaat bereiken. Het zijn een beetje de brasems van het westland, maar gelukkig zijn ze veel sterker, en ook mooier dan een brasem. Met de laatste foto van de dag, een Giebel in de hand van de meester, sluit ik af...

dinsdag 27 mei 2008

Een lange avond


Het is alweer even geleden dat ik voor het laatst iets schreef. Dat krijg je als je het een beetje te druk hebt om te gaan vissen. Zaterdagavond was het dan eindelijk weer zover. Ik had me er erg op verheugd; voor het eerst zou ik het gaan proberen in het watertje waarover ik al eerder schreef.

De plek is prachtig als altijd, en activiteit van vissen en watervogels is er volop.

Vooral het gedrag van een fuut valt me op. Zijn nest bevindt zich tegen een klein eilandje, maar alle kleine vis zit in een ondiep deel 50 meter verderop. Dat betekent dat het beest meer tijd kwijt is aan zwemmen dan aan vissen voor zijn jongen. Futen zijn dus kennelijk niet heel verstandig. Vissen kunnen ze wel weer beter dan ik, overigens.

Ik vang voorlopig vooral knutjes, en die steken me waar ze maar kunnen. In de hoop die beestjes te ontwijken probeer ik het even verderop, tegen een plompenveld aan. De hengel die ik meegenomen heb is een Jack Hilton anderhalf ponder, gebouwd door Alan Brown. Dit is een hengel gebouwd op een dikwandige blank, en ik heb wel vertrouwen in de kracht die ik ermee kan zetten. Een Mitchell 300 is vanavond mijn molen. Die past wat uiterlijk en leeftijd betreft prima bij mijn hengel.

Naast de plompen heb ik aan het begin van de avond al wat mais gevoerd, en met een heel klein beetje extra lijkt het me genoeg. Het water is hier erg ondiep, en ik heb al wat beweging gezien. Gelukkig lukt de worp vanuit een gehurkte houding, zodat ik niet hoef te gaan staan. Terwijl ik blij ben dat er geen mugjes zijn hier, zie ik mijn kleine pennetje wegduiken, en mijn lijn vliegt er zowat achteraan! Hoewel ik niet meer zo vaak vis als tien jaar geleden zijn de reflexen nog aanwezig, en voordat ik goed en wel besef sta ik met een kromme hengel in mijn hand. De slip laat zich even horen, maar dan is het over. Een behoorlijk grote brasem komt naar me toe. Ik ben verbaasd dat hij zo snel was, en dat hij zelfs de hengel helemaal rond kreeg. Kennelijk lag hij dwars in het water toen ik sloeg, het was nu niet bepaald een zachtzinnig tikje zullen we maar zeggen, en ik stel mijn slip opzettelijk licht af, om met mijn vingers het fijnere remwerk te kunnen verzorgen. De brasem gedraagt zich verder gewoon zoals het hoort: hij rolt twee keer om, komt naar de kant, en blijft na het onthaken en een foto vijf minuten voor mijn voeten uithijgen.

Om meer brasems uit mijn buurt te houden probeer ik het eens anders: met een elastiekje bevestig ik een zinkende hondenbrok aan een haakje maat 8, en een paar brokken gaan in stukjes het water in, met mijn haak ertussen. Een heel klein pennetje met een breekstaafje erboven dobbert rustig rond.

Het is inmiddels donker geworden, en een nadeel aan deze stek openbaart zich. Ik zit op een fietspad, en fietsers zonder verlichting zien mij niet zitten. Uit angst voor een botsing die zal leiden tot persoonlijke of materiele schade geef ik het na de derde bijna-botsing op. Hier zal ik iets op moeten verzinnen, maar voorlopig ben ik tevreden. Ik heb karpers gezien, dus kan ik ze ook vangen.

dinsdag 20 mei 2008

graskarpers zijn niet uitsluitend herbivoor

Gisteren had ik voor het eerst in een half jaar een dag vrij om te gaan vissen. Omdat ik nog wat anders te doen had dan vissen alleen ben ik pas 's middags naar het water gegaan. De Bruce & Walker had wel een uitje verdiend, en omdat hij wat meer kan hebben dan de oude Bansberg leek het me een goed idee om te kijken of de karpers in een lokaal waterpartijtje thuis waren.

Eigenlijk had ik er niet heel veel vertrouwen in. De temperatuur is in een paar dagen tijd met bijna 10 graden gezakt, en het zou best kunnen dat de vissen daar passief van zouden worden. Gelukkig was niets minder waar. Zo midden op de dag was de activiteit bijna voelbaar. Tussen het drijfvuil waren verschillende bekken te zien, en tussen de plompenbladeren werd druk gewroet.

Omdat drijvend vissen met stip de spannendste manier is om een karper te foppen begon ik met het strooien van een paar handen vol kattenbrokken. Dit tot groot plezier van de eenden, die op dergelijke plekken vreselijk brutaal kunnen zijn. gelukkig had ik net een 5 kilo verpakking brokken gekocht, en zoveel kunnen die eenden gewoon niet aan. Etende eenden zijn ook een soort uithangbord; de karpers worden geattendeerd op de aanwezigheid van voedsel, en ze zijn niet te schuw om tussen de eenden te gaan eten.

Ik kan me niet herinneren ooit eerder, zeker op een redelijk druk bevist water, overdag karpers aan het oppervlak te hebben gevangen, maar hier leek het allemaal veelbelovend. Drie kleinere karpers, te oordelen aan de bek, en een grote, die een bek had waar mijn vuist bijna in zou passen waren druk bezig de overgebleven brokken van het oppervlak te zuigen.

Na een tiental minuten hield de activiteit ineens op, maar net toen ik het tijd vond mijn aas eens te controleren, en een beetje bij te voeren was er toch een rimpel. Bij het vissen met brokken gebruik ik een licht pennetje als beetindicator, omdat het aas tussen drijfvuil bijna niet te zien is. Het pennetje werd door de passerende vis van zijn plaats gedrukt, om vervolgens prachtig weg te zeilen. Het zetten van de haak, op zo'n korte afstand met een klein rukje, leidde tot het fijne gevoel vast te zitten aan iets groots.

Het molentje dat ik gebruikte, een J.W. Young & Sons Ambidex met halve beugel, heeft wat nadelen ten opzichte van een moderne molen. De inhaalsnelheid is heel laag (overbrening 1:2,5) en hij heeft geen antiretour, zodat je de slinger vast moet blijven houden, of met een vinger van de rechterhand de rotor moet stoppen. De slip had ik nog niet uitvoerig getest, en die werkt ook niet zo soepel als die van een nieuwer model. Toch vind ik het voor een ongeveer 60 jaar oud model zo slecht nog niet.

Dat ik een graskarper gehaakt had werd me al snel duidelijk. Graskarpers zijn redelijk passief. Ze gaan pas tekeer als je de druk opvoert, en omdat mijn materiaal vrij licht en soepel is bleef het deze keer bij een langdurig potje voorzichtig touwtrekken. Van het plompenbed is wel het nodige gesneuveld, maar dat groeit wel weer aan. Leuk was in ieder geval dat de vis, die ik niet heel groot in had geschat, met twee handen de kant op moest worden getild.

Ruim 80 cm lang was hij, een foto staat hieronder. Door alle misbaar heb ik de rest van de dag geen karper meer gezien, maar echt ontevreden ben ik daar niet over. Die karpers zitten er volgende week ook nog wel, en het resultaat van vandaag was helemaal niet slecht.

dinsdag 13 mei 2008

Bruce & Walker Avon

Richard Walker poseert met Clarissa, gevangen op de eerste MKIV in 1952


Ik moet het maar gewoon toegeven: ik ben een verzamelaar. Marktplaats is voor mij een heel gevaarlijke plek. Met enige regelmaat kun je daar prachtige glasvezel hengels vinden. Ze zijn natuurlijk niet allemaal interessant voor mij, maar soms vind ik een karperhengel die ik zo interessant vind dat ik ermee wil vissen. Vorige week was dat een oude Engelse hengel, een Bruce & Walker MKIV Avon G, 11'. Dat is best een mond vol, maar als je de historie een beetje kent is het een hele duidelijke naam.
Richard Walker, een van de inventiefste vissers van zijn tijd, bedacht zich eind veertiger jaren dat er geen hengel beschikbaar was die hij geschikt achtte voor het vissen op karper. Walker was bepaald niet onhandig, en hij begon zelf zijn hengels te bouwen. Met de vierde poging was hij tevreden (vandaar het MKIV). Misschien zou deze hengel nooit zo'n grote rol hebben gespeeld als Walker er niet in 1952 zijn beroemde recordkarper Clarissa mee zou hebben gevangen. Walker heeft een klein aantal hengels (een stuk of 8) helemaal zelf gebouwd, en hij heeft daarna nog een aantal hengels afgebouwd. Al snel droeg hij de productie over aan Bruce James & Son, die tot 1966 MKIV's van splitcane bouwden. Van de MKIV bedacht Walker nog een lichtere versie, die de Mark IV Avon ging heten.

Bruce James heette eigenlijk James Bruce, en de "son", James Bruce jr. is voor zichzelf begonnen, samen met Ken Walker (geen familie van Richard). Zij bouwden hengels van het toen moderne glasvezel (de G in de naam van de hengel), in de stijl van de oude splitcane hengels. De hengel waarover dit verhaal gaat is daar een mooi voorbeeld van. In het splitcanetijdperk was het gebruikelijk (maar eigenlijk niet nodig, tenzij de hengel van slechte kwaliteit was) om een heleboel tussenwikkelingen te maken. Dat zijn korte wikkelingen -ongeveer vijf keer rond de hengel, die iedere halve inch gelegd zijn. Deze hengel, die iets langer is dan het origineel, heeft er 123. Het moet een monnikenwerk geweest zijn om alleen die al te maken. Van de geleideogen zijn het start- en topoog gevoerd met een harde kunststof, en de rest van de ogen is van hardverchroomd staal.

De hengel is door de vorige eigenaar, Kees, gekocht bij Sciarone aan de Molenstraat in Den Haag, midden jaren zeventig. Na al die jaren ziet hij er eigenlijk nog heel goed uit. De lak is hier en daar oppervlakkig iets beschadigd, en het topoog en de pensluiting hebben wat aandacht nodig, maar verder is hij nog net zo goed als hij was in nieuwstaat. Hieronder alvast een paar plaatjes van de hengel met de originele lak, en daarna licht geschuurd. Volgende week is hij af, dan komen de plaatjes van hoe het geworden is.




















Het transfer zoals het eruit zag














Gevoerd startoog. Op deze foto zijn ook de tussenwikkelingen goed te zien.



















De pen, waarover het topdeel past als de hengel in elkaar geschoven wordt. Met een klein beetje lak is deze nog wel dikker te maken.
















Nog eens het transfer, nadat alle blaasjes in de lak waren weggekrabd, en de oude lak met heel fijn schuurpapier een beetje was opgeruwd.

vrijdag 9 mei 2008

Wie zich brandt...

We (Alice en ik) zijn vanavond even in een polder in de buurt van huis geweest. Mijn Bansberg was nog niet goed ingewijd, en het leek me een aardig idee om hem mee te nemen. We hadden daar tijdens een rondritje al verschillende karpers zien zwemmen. De meeste zullen zo'n 15 pond zijn geweest, met uitzonderingen tot ver daarboven. Mijn Bansberg is een 1 ponder, en ik had beter moeten weten...

De avond was prachtig; zwoel en stil. Ik heb voor het eerst ringslangen in Nederland gezien, noch wel buiten de bekende vindplaatsen, en het water leek te koken van activiteit. Omdat de karpers toch bijna op de automatische piloot rond leken te zwemmen koos ik voor een plek waar ze wel even stil moesten houden, in de hoop dat ze dan mijn aas zouden opmerken. Links van me lag een houten balk, en rechtsachter me stond een klein bruggetje. Voor me had ik alle ruimte, en het leek me dat ik een vis die kant wel op kon dirigeren.

Hoewel er overal om me heen vis zwom, vooral brasems die nog wat laatste eieren over hadden, en karpers die zich aan het klaarmaken zijn om te gaan paaien, bleef mijn pennetje akelig rustig staan. Pas toen het donker werd nam kennelijk de paaidrift wat af. Zonder waarschuwing vooraf schoof mijn kurkje snel naar rechts. Een korte tik was voldoende om de haak te zetten. De karper leek niet groot, maar dat was kennelijk te wijten aan de "schrikseconde", want al snel schoot hij naar de overkant. Daar aangekomen leek hij zich nog even te bedenken, om vervolgens te kiezen voor een poging onder de brug te komen.

Ik voel me een dilettant, een enorme prutser. Alle ruimte had ik, en dat bruggetje was echt niet zo rot geweest, als ik maar de tegenwoordigheid van geest had gehad om het water in te springen. De hengel is te kort en te licht om een karper op volle snelheid te stoppen, en al snel liep er zeker 30 meter lijn met een scherpe knik achter een betonnen pijler langs. Op mijn vinger heb ik een blaar op de plaats waar hij de spoelrand raakte. Die spoel tolde als een bezetene, de hengel durfde ik uit angst hem te breken niet verder onder druk te zetten, en de vis trok zich er nauwelijks iets van aan. Het hele gebeuren heeft zich afgespeeld in minder tijd dan nodig is om deze alinea te lezen, en ik baal er nog steeds van.

De grootste vissen haak je op het lichtste materiaal, en je zult dus altijd rekening moeten houden met hun bestaan. Licht vissen is machtig mooi, maar er bestaat ook zoiets als te licht vissen. De volgende keer neem ik naar deze plek een steviger stok mee.

Redmire, of toch liever dichtbij huis?

Redmire Pool, foto afkomsting van http://www.redmirepool.biz/

Waarschijnlijk heeft iedere karpervisser ouder dan pakweg 25 jaar wel eens van Redmire gehoord, en ook de meeste vissers jonger dan dat zullen er wel eens iets over gelezen hebben. Waar tegenwoordig de Franse meren erg in trek zijn, en velen tot de verbeelding spreken, was dat vroeger een klein poeltje in het Engelse Herefordshire, vlak bij Wales. In deze poel, die ontstond door een dammetje in een riviertje te bouwen, werden in 1934 karpers uitgezet. Een leuk detail is dat deze karpers in Nederland gekweekt waren.

Deze karpers hebben zich in alle rust kunnen ontwikkelen. Pas na de Tweede Wereldoorlog werden de eerste grote karpers daar gevangen. In 1952 ving Richard Walker er een karper van 44 Engelse ponden. Een recordvis, die tot 1980 de grootste aan hengel en lijn gevangen karper van Engeland was. Het nieuwe record, in 1980 gevangen door Chris Yates kwam uit dezelfde poel.

Plekken als Redmire hebben een vreemd soort aantrekkingskracht op mij. De rust daar moet fantastisch zijn. Alleen vissers mogen er komen, en dan niet meer dan vier tegelijk. De poel is omringd door bomen, behoorlijk diep en begroeid met algen, die in lange slierten van de bodem tot het oppervlak reiken. Helaas is een ritje Redmire niet zonder meer haalbaar, en alle vergunningen voor een heel seizoen worden meestal in een enkele dag al verkocht. Soms blijft er nog een plekje over ergens in februari, maar ik zie het niet zitten om midden in de winter langs het water te bivakkeren...

Gelukkig zijn er in Nederland ook heel mooie plekken te vinden. Ze zullen dan wel nooit zo’n bijna mythische atmosfeer hebben, noch een historie die kan tippen aan die van Redmire, maar aan een paar eisen kunnen ze best gaan voldoen; ze moeten natuurlijk zo rustig mogelijk zijn, vissen naast een stel luidruchtige hangjongeren is geen feest... Bij voorkeur zijn de oevers moeilijk begaanbaar, begroeid met moerasplanten en broekbos, en staat er voldoende riet om je achter te verschuilen.
De laatste eis (inderdaad de laatste, waarom leg ik een volgende keer wel uit) is dat er grote karper in rondzwemt.

Ik heb jaren gezocht, maar zonder en bevredigend resultaat. Er zijn wel wat betaalwateren in ons land die er mooi uitzien, maar daar blijf ik liever ver van. Het is het leukst als je je zou kunnen voorstellen dat je de eerste bent die op de aanwezige karpers vist. Karpers die nog moeten leren dat mais eetbaar is, en die hun neus ophalen voor een aardappel, gewoon omdat ze er nog nooit een hebben gezien. Zo’n water zal niet te vinden zijn, maar ik heb iets gevonden wat erbij in de buurt komt.

Mijn eigen Redmire

Het plasje voldoet aan bijna alle eisen die ik eraan stel, met als extra dat het dicht bij huis ligt. De oevers zijn praktisch onbegaanbaar, en voor het grootste deel verboden terrein. Het kleine stukje waar je wel mag komen is ongeschikt voor het neerzetten van rodpods, tenten en met de auto kun je er niet komen, dus last van andere vissers zal ik er niet hebben. De enige visser die ik er aantrof in de paar keer dat ik er geweest ben was een jongen van een jaar of 14, die ook met een pennetje viste.

Dat er karper zit vermoedde ik al wel, maar pas heb ik ze ook, zei het op afstand, gezien. In een zeer ondiep deel waren karpers op zoek naar voedsel, en twee ervan waren zo groot dat hun hele rugvin, plus een flink stuk rug niet onder het wateroppervlak verdwenen. Het water is daar een halve meter diep...

Op deze plek ga ik nog deze zomer een aantal dagen en nachten doorbrengen. Op mijn werk ben ik verantwoordelijk voor de planning, zowel van personeel als van projecten. Ik heb mijzelf een aantal dagen, verspreid over twee maanden, ingepland op “Project Karper”. Door de week, als iedereen aan het werk is, kan ik daar zijn.

De foto’s hieronder zullen voor zich spreken.






donderdag 8 mei 2008

Inleiding Glasvezel en Kurk

Bij een blog hoort ook een soort inleidend verhaal; waarom zou je geen papieren dagboek bijhouden, in plaats van je ideeën op het Internet openbaar te maken, en wie zou er in je verhalen geïnteresseerd moeten zijn? Om te beginnen heb ik recent kennis gemaakt met een aantal gelijkgestemden. Zij schrijven zelf ook over hun ervaringen, en die zijn altijd erg leuk om te lezen. Als ik het leuk vind om andermans verhalen te lezen, is het heel goed mogelijk dat ze het ook leuk vinden om mijn gedachten te kennen. Het is niet de bedoeling om alleen voor eigen parochie te preken. Het zou heel leuk zijn als ook anderen er plezier in zouden hebben om te lezen wat ik schrijf. Voor die mensen is ook deze inleiding vooral bedoeld.

Vanwaar “Glasvezel en Kurk? De verklaring voor de naam is eenvoudig: ik vis het liefst met klassiek materiaal. Niet alleen vind ik het veel mooier om een hengel te zien die met liefde door een ervaren bouwer met de hand is afgewerkt, deze spullen zijn ook veel geschikter voor de visserij die ik het liefst bedrijf. “Wat je van ver haalt is lekker” is een gezegde met een kern van waarheid, maar een karper die vlak voor je voeten passeert verleiden tot het nemen van je aas kan ontzettend spannend zijn. De moderne hengels van carbon zijn veel te stijf om de klap op te vangen die het materiaal krijgt als de karper zich beseft dat hij zich vergist heeft, en er met grote snelheid vandoor gaat. Glasvezel gedraagt zich heel anders: het buigt prachtig mee, zonder direct terug te willen veren in zijn rechte toestand. Door die eigenschap is de kans op lijnbreuk veel kleiner bij deze oude hengels.

Als ik in Engeland zou hebben gewoond zou ik waarschijnlijk met splitcane vissen. In Nederland is voor dat materiaal echter nooit een grote markt geweest, en een in Nederland nieuw gebouwde splitcane hengel is mij helaas te duur. Daarmee heb ik direct een ander voordeel van klassieke glasvezelhengels: ze zijn redelijk betaalbaar. De tophengels van dertig jaar geleden kosten nu ongeveer honderd euro. Dat is misschien niet weinig geld, maar als je je bedenkt dat ze toen een half maandsalaris gekost hebben, en niet in kwaliteit achteruit gaan kun je stellen dat ik nu mooi voor een dubbeltje op de eerste rang zit.

Ik zal in de komende blogs vanalles en nog wat gaan opnemen. Het plan is om visverslagen, zoals mijn eerste blog hier te plaatsen, maar ook beschrijvingen van materialen, methodes en boekbeschrijvingen.

woensdag 7 mei 2008

Brasemhengel

Zondag 4 mei 2008

Gisterochtend stond ik netjes, zoals ik mezelf beloofd had, om 5 uur naast mijn bed. Het was buiten nog dusdanig donker dat ik het geen slecht idee vond om eerst rustig wat koffie te drinken en alvast een heel simpel tuigje in elkaar te knopen. Een haakje maat 8, heel dundradig, eigenlijk een brasemhaak, een BB loodje en een stukje pauwenpen van ongeveer 2 cm moesten voldoende zijn. Met deze constructie kan ik gemakkelijk overstappen op drijvend vissen, zonder dat ik dingen van mijn lijn hoef te gaan slopen. Vooral als de karpers ineens etend onder het oppervlak verschijnen loopt bij mij de spanning dermate hoog op dat ik geen geknutsel meer kan hebben.

Om zes uur ben ik op mijn plek. Dit watertje is ooit begonnen als 'wiel', binnenkomend water na een dijkdoorbraak heeft een min of meer ronde kuil geslepen, en toen de dijk gerepareerd was bleef een poel met een redelijke diepte over. In de vijftiger jaren is hier een woonwijk gebouwd, en de poel is uitgebreid met een kleiner (en mooier) broertje, en de twee zijn verbonden door een nogal fantasieloos aangelegde sloot, die veel ondieper is dan de beide poelen. Vanaf de dijk heb ik een mooi uitzicht op de sloot, en daar ga ik, omdat het water hier warmer is dan elders, eerst even kijken. Naar activiteit hoef ik niet lang te zoeken. Het duurt even voordat mijn duffe hoofd de signalen juist interpreteert: op verschillende plaatsen zijn blankvoorntjes, vooral ondermaatse visjes, hun eieren aan het leggen. Het ziet eruit alsof een flinke vis de graskanten afgraast, maar het bijna klaterend geluid paste daar niet bij. Een kleine domper op de feestvreugde wat mij betreft. De laatste keer dat ik tijd had om te vissen waren de karpers brasemeieren aan het eten, nu zullen ze wel gefixeerd zijn op voorneieren. Dat hier een kern van waarheid in zit blijkt als alle karperactiviteit in de directe nabijheid van kleine schooltjes paaiende voorns te vinden is.

Mijn hengel, een Bansberg uit 1978, en het net zijn snel in elkaar gezet, en ik bewonder in het eerste licht de frisgroene kleur van de nieuwe wikkelingen, die in de oude toestand eerder de kleur van verdord gras hadden, omdat de lak zo vergeeld was. Bovendien zien de hardverchroomde geleideogen van het conventionele type er heel wat beter uit op zo'n hengel dan de iel uitziende matchoogjes, die op verzoek van de eerste eigenaar in de plaats kwamen van bovengenoemde 'normale' ringen. Het heeft me een paar weken gekost om de hengel op te knappen, maar het resultaat mag er best zijn.

De eerste karper die zich laat zien, net naast een mini plompenbedje van drie bladeren groot krijgt wat maïskorrels over zich heen. Hij is niet onder de indruk van het neerkomen van de gele korreltjes, dus mijn haakje, beaasd met nog vier van die korrels volgt vrijwel direct. De karper aast, en al snel verdwijnt het stukje pauwenpen, en loopt de lijn strak. Op de aanslag volgt de vertrouwde kolk, gevolgd door een boeggolf (-je, zo groot is de vis niet). Het enige wat niet klopt is dat mijn lijn blijft wijzen naar de plek waar hij al was, en zacht getreuzel laat zich voelen. Een brasem heeft mijn haakaas recht voor de neus van de karper weggekaapt...Niet eenvoudig uit het veld te slaan probeer ik het twintig meter verderop opnieuw, vlak langs de kant ditmaal, waar een karpertje zich tegoed doet aan het nageslacht van de blankvoorntjes. De eerdere gebeurtenis herhaalt zich bijna precies, alleen was de karper ditmaal iets groter, en de brasem juist kleiner.

Omdat het vissen in het slootje waarschijnlijk telkens deze resultaten gaat geven besluit ik mijn laatste uurtje door te gaan brengen in het kleinste van de twee poelen. Daar blijkt iemand anders al op hetzelfde idee te zijn gekomen. Geen moderne bivvybewoner, zoals hier gebruikelijk, maar iemand die net als ik gewoon op de grond zit, ver van de kant, in plaats van op een van de drie aanwezige houten vissteigertjes. Ik val hem even lastig, en hij blijkt een serieuze en vriendelijke penvisser. Zijn hengel is een Fair Play, waarover een positieve opmerking natuurlijk gauw gemaakt is. Hij is wat sceptisch over mijn cardinal 33, maar een gespreksonderwerp hebben we. Om het vangen van brasems tot een minimum te beperken heeft hij al vanalles geprobeerd, maar zelfs het gebruiken van een bal Smac zo groot als een pingpongbal resulteerde in brasem. Het was wel een grote...

Even links van ons trekt een karper de aandacht. Hij duwt een afgewaaide tak opzij, en de hoeveelheid gasbellen die daarbij vrijkomt zou Slochteren zich doen schamen. Ik herinner me waarvoor ik kwam, en loop een stuk om. Het gaat nog even duren voordat de zon echt op is, en mijn laatste uurtje breng ik karperloos, maar gelukkig ook brasemloos door.


De middag en het begin van de avond zijn voor dit verhaal oninteressant. We hebben de tuin opgehoogd, een terras en paden aangelegd, verschrikkelijk hard met een rubber hamer op mijn vingers geslagen en in het gat waaruit het benodigde zand kwam een laag PVC folie gelegd. Zo heb ik nu een vijver.


Na het eten ga ik opnieuw, maar minder optimistisch naar het water. Mijn vrouw wilde graag mee, en om haar een plezier te doen ga ik naar hetzelfde poeltje waar ik vanochtend geëindigd ben. Het is daar rustig, best mooi en ze kan op een steigertje zitten en lezen. Lezen wordt het bellen van vriendinnen, en ze zit een stukje verderop lekker met haar benen te zwaaien boven het water. Het wordt al wat donkerder, en een koppel dwergvleermuizen fladdert snel over. Een grotere vleermuis, ik denk een meervleermuis, plukt met rare capriolen wat grotere motten uit de lucht.


Onder water gebeurt iets, er ontstaan kleine bellenplakkaatjes, en het wateroppervlak, net nog stil, lijkt wel te wiebelen. Dat dit geen brasem is staat vast, het water is hier zeker driekwart meter diep, en een brasem die zo groot is dat hij met zijn kop in de modder kan wroeten, en tegelijk met zijn staart bijna het water raakt verwacht ik hier niet. Ik lig achterover en ik houd me stil, maar toch ruikt de vis onraad, en ik zie een V-vormige golf heel langzaam van mijn plek af gaan. Ik maak van de gelegenheid gebruik om wat bij te voeren, en mijn haak opnieuw te beazen.Hetzelfde gebeurt nog eens. De karper lijkt, vlak voordat het echt donker wordt, toch nog los te komen om mijn dag goed te maken. De derde keer moet scheepsrecht zijn. Zonder de eerdere aankondigingen in de vorm van bellen en beweging schokt mijn kurkje even. Ik vis 's avonds met een klein doorboord kurkballetje, waarin precies een breekstaafje past. Het kurkje schuift rustig naar rechts. Mijn lijn kan ik niet meer zien, dus ik sla als het me lang genoeg geduurd heeft. Ik had gedacht het gevoel te gaan krijgen alsof ik aan de hele wereld vastzat, gesuis van de wind in mijn lijn te horen en me zorgen te moeten maken over de afstelling van mijn 32 jaar oude cardinal. Niets van dat... Van enige diepte komt een dikke brasem boven. Chris Yates beschrijft de brasems van stilstaand water heel treffend: "Als je ze haakt zijn ze half in slaap, en tegen de tijd dat ze op de kant komen verkeren ze in comateuze toestand."

Alice is omgelopen. Vol ontzag kijkt ze naar de, in haar ogen, grote en dikke vis, die ook nog eens een mooie bronzen, bijna groene kleur heeft. Ik kan een vloek te nauwernood inhouden. Het beest is zo dik dat ik hem nauwelijks in de nek kan vatten, zeker omdat mijn linker middelvinger verschillende tinten paars is gekleurd, en vervelend klopt. De vis komt uiteindelijk boven, om ook zo snel mogelijk weer te gaan zwemmen in zijn eigen wereld.Het moet gewoon zo zijn. De vorige eigenaar van deze hengel had er niet voor niets matchogen op gezet. Het ging hem niet om het plakken van de lijn, of om het mooie van de gevoerde aqualite start- en topoogjes, het moest gewoon een brasemhengel worden. De hengel weet dat, en de vissen ook. Alleen ik had een hele dag nodig om tot dat besef te komen.