zondag 5 oktober 2008

Gestolde waanzin

Om acht uur ging de wekker. Ik wist natuurlijk gisteravond al dat het rotweer zou gaan worden, maar ik moest het gewoon met eigen ogen zien... Het was rotweer, simpel en klaar. Een windje kracht zes, aanhoudende regen en een temperatuur die zeker vijf graden lager lag dan gisteren. Geen visweer volgens het boekje, maar ik was toch al wakker en niet vissen zou eigenlijk jammer zijn.


Vorige week hebben we een wandeling gemaakt in een polder die ik al eerder had bezocht. Op 1 januari ving ik er de eerste snoek op een ultralicht hengeltje, en ik had eigenlijk wel zin om daar nog eens te gaan vissen. Aangekomen heb ik me wel even bedacht: de wind stond in de lengte van de brede wetering, en het gemaal pompte het water precies de andere kant op. Ik kon dus alleen met de stroom meevissen, en dat betekent dat de spinner hoog gaat, terwijl hij niet al te snel draait. Tegen de wind in werpen kun je alleen doen als je niet maalt om een haak in je gezicht. Ik ben er in ieder geval na de eerste poging, waarbij ik moest bukken voor de snel terugvliegende spinner, maar niet mee verder gegaan.

Gelukkig is een wetering pas een wetering als hij dwarssloten heeft. Die zijn dan wel veel ondieper, maar ze liggen wel dwars op de hoofdwaterweg in een polder, en vandaag betekende dat dat ik met de wind in de rug de ondiepe sloten nog kon bevissen. Veel vertrouwen had ik er niet in: het water in die sloten was erg ondiep, en het leek me niet onwaarschijnlijk dat de vis met het woelige weer de diepere wetering had opgezocht.



Eigenlijk was ik dus verbaasd toen ik na een meter of 50 ineens met een vreselijk kromme vijfgrammer in mijn koude handen stond. De oude Crack 100 die ik gebruik draait het best met de anti-retour uitgeschakeld, en ik was zo onhandig om de slinger slechts lichtjes vast te houden. Pas na een paar flinke tikken van de razendsnel terugdraaiende molen op mijn vingers te hebben gekregen had ik de situatie onder controle, en ik schatte door alle geweld de vis op zeker 70, en misschien wel 80 centimeter. De snoeken zijn met veel wind en koud water duidelijk sterker dan in de zomer, want het snoekje was maar net 60 centimeter lang. Na het debacle van twee weken geleden was ik maar wat blij met deze vis.



Een tweede snoek dook een aantal worpen later ontzettend mis. Wie van mening is dat een snoek een zeer efficiƫnte roofvis is zou eens in ondiep water moeten gaan vissen met goed zichtbaar kunstaas. Zonder sneller of langzamer te gaan draaien moet het voor zo'n snoek toch heel makkelijk zijn om positie te kiezen en een bewegend object te vangen, zou je zeggen. Dat de snoeken in deze veenpolder niet graatmager zijn mag echter een wonder heten, want verschillende andere snoeken hebben de eerste nog geprobeerd te overtreffen wat betreft het opvallend misgrijpen.

Nummer twee had ik dan ook pas een hele tijd later. Een wat kleiner snoekje dan de eerste, maar wel met hetzelfde bravour. Hij zette zelfs zijn keel op in een poging mij te imponeren. Een baarsje maakte de dag nog compleet, en daarna was ik maar wat blij dat we thuis een verwarming hebben.

Geen opmerkingen: