dinsdag 25 mei 2010
maandag 10 mei 2010
Nieuwe jachtgronden



maandag 3 mei 2010
Een land zonder netten

Tegenover het belang van de beroepsvisserij staat het "algemeen belang", in dit geval de intrinsieke waarde van onze visstand. Die is niet in geld uit te drukken, maar gevoelsmatig begrijpt vrijwel iedereen dat ons oppervlaktewater zonder vis een stuk minder aantrekkelijk is. Naast het algemeen belang is er nog het belang van de sportvissers. De schattingen over het aantal sportvissers lopen nogal uiteen, maar zelfs een conservatieve schatting komt nog op ruim een miljoen mensen. Die sportvissers en de hele industrie daaromheen genereren een omzet die meer dan 100 keer zo groot is als die van de gezamenlijke beroepsvissers.
Toch wordt de beroepsvisserij door de politiek nog steeds de hand boven het hoofd gehouden. Het is zelfs zo dat de sportvisserij nauwelijks ter sprake komt, die wordt gezien als een onschuldig tijdverdrijf, niet als een economische factor met eigen belangen. Zolang dat niet verandert blijven we zitten met een kleine groep mensen die zonder dat er enige vorm van controle bestaat kunnen doorvissen. Ik zal heus niet beweren dat dat voor iedere beroepsvisser geldt, maar er zijn er die pure roofbouw plegen. De visserij op voorn in de havens in de winter is misschien wel het beste voorbeeld van hoe het absoluut niet moet.
Jaarlijks wordt door een visdrogerij 150- tot 200 ton voorn en brasem gedroogd. Dat zijn meest volwassen vissen, die er tien jaar over hebben gedaan om tot wasdom te komen. Over een paar jaar zijn ze op en vissen ontstaan niet uit het niets. Als ze op zijn blijven ze ook op. Jammer voor de volgende generaties Nederlanders. Die moeten het dan maar zonder die mooie vissen doen. Als je je bedenkt dat de vissers die die vis binnenbrachten 36 cent per kilo krijgen (een overschatting, de veiling pikt ook nog iets in) dan gaat het om een bedrag van maximaal 72.000 euro. Dat is veel geld, maar dat gaat niet allemaal naar één visser. Die paar vissers moeten van hun deel, naast hun eigen onderhoud, ook nog een bedrijf runnen. Onrendabele roofbouw als je het mij vraagt.
Niemand lijkt nog wakker te liggen van de stadsomroepers, die na het verschijnen van de gedrukte media hun baan overbodig zagen worden. De lantaarnontstekers die met de komst van de elektrische straatverlichting overbodig werden bezorgen ook niemand meer kopzorgen en de mijnbouw wil niemand terug. Waarom wordt er dan zo moeilijk gedaan over een beroepsgroep van nog geen 200 man? Natuurlijk is het mooi als iemand een bestaan kan leiden, maar als dat ten koste gaat van de belangen van heel veel meer anderen, dan is het wat mij betreft wel mooi geweest.
Ik ben niet de enige die er zo over denkt. De preciese meningen zullen natuurlijk verschillen, maar in het algemeen geldt dat een heel groot deel van de sportvissers, alsmede heel veel niet-vissers niet heel bedroefd zullen zijn als het in ons land afgelopen is met de beroepsbinnenvisserij. Een viertal sportvissers heeft een stichting in het leven geroepen, met als doel het onder de aandacht brengen van de mening van velen middels (onder andere) een petitie. Het persbericht waarmee Stichting SCHUB in de openbaarheid is getreden heb ik hieronder overgenomen:
"De Stichting SCHUB is gevormd door 4 verontruste sportvissers, die zich inzetten voor een nettenvrij Nederlands binnenwater. Een zeer goed initiatief dat als doel heeft de visstand te verbeteren en de roofbouw door de beroepsvisserij een halt toe te roepen. Als sportvissers moeten we al jaren lijdzaam toezien hoe de visstand ernstig te lijden heeft onder de commerciële nettenvisserij . Beroepsvissers houden geen maat en zullen dat ook niet doen zonder goed toezicht. Nu de palingstand tot een dramatisch dieptepunt is gezakt, wordt visdruk op de overige vissoorten nog groter.
Het is belangrijk dat zoveel mogelijk sportvissers en hun dierbaren deze petitie tekenen. Wij vragen u dan ook om dit bericht aan uw vismaten door te sturen."
De petitie is hier te vinden:
http://www.schub.nu/index1.php?mod=pages&cat=2&page_id=4b6ae2c077488
zondag 2 mei 2010
Zeeltvissen in een woonwijk
Sindsdien heb ik twee keer kunnen vissen. Het is nu avond en ik zit weer op de plek waar ik eerder een mooie zeelt ving. In tegenstelling tot de vroege uren van de zondagochtend is het nu niet echt stil. Dat is jammer, maar ik moet het er maar mee doen. Ik denk terug aan vorige week. Toen heb ik een andere plek bekeken. Evenals op de eerste ochtend leek het water wel te bruisen, zoveel kleine en grotere bellenplakkaten verschenen er. Werkelijk overal was zeelt te zien, maar vangen bleek toch best een opgave te zijn. Uiteindelijk heb ik me tevreden moeten stellen met een paar maatvoorns en twee verspeelde karpers. Hoe anders is het nu. Het water wordt alleen in beroering gebracht door een briesje. Bellen zie ik nergens.
Er wordt wel gezegd dat zeelten juist in de avonduren actief zijn. Voor mij zou dat een voordeel zijn, omdat ik niet echt een ochtendmens ben. Het zou best kunnen kloppen, maar in een woonwijk, zelfs als die is opgezet als een park, geldt toch dat de menselijke activiteit zodanig overheerst dat de vissen hun gewoonten wel hebben aangepast. Als een paar jongetjes besluiten over mijn spullen te springen weet ik het zeker: ik ga op zoek naar een andere plek om de zeelten te bejagen. Dan maar extra reistijd.
Voor nu is dat nog even niet van toepassing. Ik maak de avond af, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Ik loop alle sloten langs op zoek naar een plek waar ik me een beetje kan verstoppen. Zulke plekken blijken schaars en veel vertrouwen heb ik er niet in. Zolang er nergens bellen te zien zijn kan iedere plaats goed zijn, of niet. Tegen half negen keer ik terug waar ik begon. Het begint eindelijk te schemeren en het wordt ook een beetje rustiger om me heen. Al na een paar minuten zie ik ze, de eerste kleine bellenplakkaatjes. Het vertrouwen keert langzaam terug. Ik merk dat het allemaal wel minder enthousiast gaat dan 's ochtends. De bellen komen, de vis verplaatst zich snel over een klein oppervlak en dan is alles weer stil. Dat herhaalt zich, alsof de vissen haast hebben. Met een interval van ongeveer tien minuten zie ik ergens om me heen zulk gedrag.
Als het bijna te donker is om te zien of er iets gebeurt besluit ik actief naar de bellenplakkaten te gaan werpen. De vissen kunnen mij nu ook niet goed meer zien, dus ik durf me wat meer te bewegen. Ik probeer de vissen bij te houden, voor te zijn. De frustratie neemt toe, maar vangen doe ik niets. Als ik verblind word door een passerende auto houd ik het voor gezien.
Er heeft een vogel op mijn auto gepoept.