zondag 19 april 2009

Polderkarper


Vandaag was het een mooie dag voor een kort uitstapje met het hele gezin. Kleine in de kinderwagen, moeder er trots achter en papa, die ook niet van gisteren is, zoekend naar tekens van leven in het water van de vantevoren zorgvuldig uitgezochte polder. Alleen de kat bleef thuis. Dit poldertje bezocht ik eind vorig jaar voor het eerst. Het waaide toen stevig, maar er was genoeg te zien. Er was de mooie poldersnoek, de eerste die ik ving met mijn toen net nieuwe Glass King vijfgrammer, een hele horde baarsjes, maar ook een karper van zeker 25 pond, een vis die ik toen en op die plek eigenlijk niet verwacht had.
Nu april al bijna voorbij is giert de karperkoorts vervelend persistent door mijn lichaam. Een jaarlijks terugkerend fenomeen is dat, alleen te stillen met het vissen op de sterkste vis die onze polders rijk is. Zoeken naar tekens van leven was niet nodig. Waar je normaal de gemiddelde wandelaar met een forse snoek of een stevige brasem in het gezicht moet slaan voordat hij de vis opmerkt, stonden vandaag mensen gebiologeerd te staren naar een waar spektakel. De voorns waren nog het minst duidelijk, die zullen wel niet gezien zijn, maar hele groepen ruisvoorns, helaas van hooguit gemiddelde lengte, waren druk bezig eieren te leggen tussen plukjes gras langs de slootkant. Net zoals ik het meer dan twintig jaar geleden al deed heb ik stiekem mijn hand even onder water gestoken, om de visjes te kunnen voelen en er één heel even vast te pakken en te bekijken.


Veel meer misbaar maakten de brasems. Door de voor mij niet al te gunstige stand van de zon kon ik de vissen moelijk zien, maar de puntige vinnen, en af en toe een flits van een kantelend visselijf maakten al gauw duidelijk dat de brasems druk aan het paaien waren. De meeste deelnemers aan deze opvallende orgie waren van een heel behoorlijk formaat, ik zag verschillende "vijftigers", en dan ook niet de kleinsten onder hen. Wat nog veel interessanter was waren echter de afgeronde staartlobben die soms even boven water kwamen: karper. Of die nu actief aan het paaien waren, of gewoon de brasems nazwommen om de eieren te kunnen eten was onduidelijk, maar dat ze er waren was natuurlijk al interessant genoeg.

Een paar pubers waren al bezig met wat ik ook direct had willen doen. Met licht materiaal probeerden ze iets van de feestvreugde mee te pikken. Zo midden op de dag gaf ik ze niet veel kans, iets wat waarschijnlijk ook tot de struinende vissers in de dop doordrong, want ze gaven al gauw op. Voor mij een mooi moment om het meegebrachte blikje mais tevoorschijn te halen (ik had al gezegd dat papa niet van gisteren is?). In een ondiepe sloot was een aantal karpers druk bezig met langzaam zwemmen en eten. Ze lieten zich nauwelijks storen door mijn gekruip, sterker nog, de inhoud van het blikje werd met enthousiasme geaccepteerd als een alternatief voor de veel te kleine brasemeitjes.
Ik heb zelden zo snel een maaltijd bereid en het resultaat naar binnen gewerkt. Echt veel tijd is er niet, maar een paar uurtjes meepikken moest kunnen. De gevoerde mais moest inmiddels wel weg zijn, en met een beetje mazzel hadden de vissen een uur of wat later alweer een beetje honger. Het is een klein kwartiertje rijden naar het industieterreintje waar je kunt parkeren. Van daar is het nog een minuut of tien lopen. De reis werd iets verlengd door een meneer in pak, die driftig met een papiertje zwaaide in de hoop mijn aandacht te trekken. Hij moest naar een feest van een kappersorganisatie, maar doordat hij slechts gebrekkig Nederlands sprak en bovendien geen bril had meegenomen was hij verdwaald. Ik heb hem naar zijn bestemming gebracht (tip voor het kappersbedrijf: geef je feest voortaan niet op zondagavond, op een donker en verlaten industieterrein, een zaaltje in de binnenstad kost je maar een paar knaken), en een kwartiertje later dan gepland kon ik de spullen voorzichtig uit de wagen trekken en de wandeling de polder in beginnen.


Overdag waaide het nog wat, maar met het zakken van de zon nam ook de windsterkte af. De karpers hielden zich aan hun kant van de afspraak; ze lagen nog keurig daar waar ik ze 's middags had achtergelaten. "Nico", mijn favoriete polderhengel, werd opgetuigd met een Mitchell 300 en een lijntje 24/00. Te stevig voor de ondiepe slootjes, maar broodnodig aan de andere kant van het smalle veldje, waar de plompenbedden al bijna volgroeid zijn. Net als vanmiddag werd mijn aanwezigheid niet zichtbaar irritant bevonden. De karpers in deze polder laten zich even wegzakken als ze onraad bespeuren, om vervolgens vrolijk verder te gaan met wat een karper allemaal doet op een dag. Het leek me een makkie: tien azende karpers op 50 vierkante meter water. Handje mais erin, pennetje erachteraan en wachten maar.

Daarin heb ik me al vaker vergist, dus toen ik na een half uur alleen nog maar lijnzwemmers had gehad, en geen aanbeet, vond ik dat niet eens zo erg. Om me heen werd de gekte alleen maar groter. De moderne karpervisser spreekt heel objectief over "activiteit". Activiteit is de juiste term gewoon niet, dit was pure kolder. Achter me zwom een dikke twintiger door een inhammetje van 20 centimeter diep. Zijn buik produceerde een langgerekt bellenspoor, terwijl zijn rug idioot hoog boven de waterspiegel uittorende. Vóór me zwommen vier kleinere vissen rondjes over mijn voerplek. In een andere sloot, die ik net kon zien sprongen twee karpers van gemiddeld formaat gelijktijdig hoog boven het water uit.

Het is een beetje mijn natuur, maar ik word erg rusteloos van alle bewegingen op zo'n avond. Ik ga erg twijfelen aan de geur van mijn aas, de plaatsing van het lood en de plek die ik heb uitgekozen. Uiteindelijk wint de twijfel het altijd van de luiheid. Na een uur heb ik voorzichtig mijn minder belangrijke spullen onder een struikje gelegd, en ben ik alleen met net, hengel en een bakje mais naar de plek gelopen waar ik de karpers zag springen. Karpers springen niet voor niets: bijna altijd doen ze dat als ze druk aan het eten zijn. De modder die ze tussen de kieuwen krijgen proberen ze op die manier kwijt te raken.


Het begint al een beetje donker te worden, en ik bepaal mijn laatste plekje puur op basis van een goede gok. Tussen de zichtbaar bewegende vissen in. Ik realiseer me dat ik waarschijnlijk op slechts de helft van de karperpopulatie zit te vissen. Naar verluid eten de mannetjes niet of nauwelijks als ze bezig zijn de vrouwtjes het hof te maken. Het wordt spannender nu het eindelijk echt avond wordt. De aanwezige vissen bewegen zich trager, lijken langer te blijven hangen in de buurt van eetbaar materiaal. Mijn pennetje trilt even, terwijl het wateroppervlak onberoerd blijft. Voorn misschien? Ik zak terug. Een kolkje naast mijn pennetje. Verderop een kabaal: een karper sprong. Het zelfgemaakte dobbertje richt zich plots op, komt vér boven water, en zakt weer. Dit herhaalt zich, terwijl het ding zichzelf lijkt voort te bewegen. Een vis is duidelijk bezig mijn voerplek korrel voor korrel leeg te eten, met mijn haak al in zijn bek. Ik sla. De vis hangt, en verzet zich bokkend. Hij is niet groot, maar de zachte glasvezel hengel kromt zich mooi. Het duurt nog enige minuten voor ik ga staan, het net in de hand. Een kleine maar sterke karper geeft zich gewonnen, voor eventjes. Een mannetje, dus ik heb toch op de hele populatie gevist

Geen opmerkingen: